Kerk & religie

Verder lijden in Syrië

RD-correspondent Martin Janssen begaf zich in de Syrische hoofdstad Damascus onder gevluchte Iraakse christenen. Een sfeerverslag.

Martin Janssen
3 April 2010 00:47Gewijzigd op 14 November 2020 10:15
De Via Recta in de Syrische hoofdstad Damascus, die een cruciale rol speelde tijdens de bekering van Paulus, leidt onder meer naar de Chaldeeuwse Sint-Theresakerk, waar veel Iraakse christenen ’s zondags samenkomen. Om die reden wordt de kerk ook wel Klei
De Via Recta in de Syrische hoofdstad Damascus, die een cruciale rol speelde tijdens de bekering van Paulus, leidt onder meer naar de Chaldeeuwse Sint-Theresakerk, waar veel Iraakse christenen ’s zondags samenkomen. Om die reden wordt de kerk ook wel Klei

De Syrische hoofdstad Damascus neemt een bijzondere plaats in binnen de christelijke geschiedenis. Wie door de straten van de oude stad dwaalt, belandt vanzelf bij de Umayyadenmoskee – door veel moslims de vierde heilige plaats van de islam genoemd. In het hart van de moskee bevindt zich het mausoleum van Johannes de Doper, die de moslims vereren als de profeet Yahya.Een onafgebroken stoet pelgrims bezoekt het hele jaar door het mausoleum, christenen én moslims. Een bezoek aan deze moskee is een heel aparte ervaring. Christenen slaan bij het mausoleum een kruis en bidden de rozenkrans, begeleid door moslims die zachtjes Koranverzen reciteren.

Via Bab Sharqi komt men op de Via Recta, die een cruciale rol speelde tijdens de bekering van Paulus. Saulus, met blindheid geslagen voor de muren van Damascus, werd naar de Via Recta gebracht, naar het huis van Judas. Ananias kreeg van Godswege de boodschap om naar het huis aan de Via Recta te gaan. Hier werd Saulus gedoopt en gereed gemaakt voor het apostelschap. De ondergrondse kapel van Sint-Ananias wordt dagelijks door pelgrims bezocht en is indrukwekkend in zijn eenvoud.

Klein Irak

De geschiedenis van Paulus speelt door mijn gedachten als ik op zondagmorgen samen met Samir over de Via Recta wandel. We zijn op weg naar de Chaldeeuwse Sint-Theresakerk om daar de kerkdienst bij te wonen. Ik had Samir in de zomer van 2009 leren kennen, toen hij net enkele maanden in Damascus was. Tot 2006 leefde hij met zijn familie in Bagdad, totdat het toenemende geweld tegen christenen zijn familie dwong te vluchten naar het relatief veilige Mosul in het noorden van Irak.

Op paaszondag 2009 werd zijn vader echter voor de ogen van zijn familie doodgeschoten toen hij uit zijn auto stapte. De familie bedacht zich geen moment en vertrok nog dezelfde nacht naar Damascus. Hier voegde ze zich bij de onafzienbare schare christelijke ontheemden uit Irak die wijken zoals Jaramana, Tabbaleh en Dwela hebben veranderd in Iraakse vluchtelingenkampen.

We betreden de Sint-Theresakerk een kwartier voor aanvang van de dienst, maar die zit al afgeladen vol. Overal om me heen hoor ik litanieën in de Chaldeeuwse taal. Samir had de kerk eerder Klein Irak genoemd.

De gelovigen van dit Kleine Irak zijn op deze zonnige zondagmorgen bijeengekomen, ver van de straten en pleinen van hun geliefde vaderland, dat ze waarschijnlijk nooit meer zullen zien. Opvallend tijdens de dienst zijn de stilte en diepe devotie van de aanwezigen.

Losgeld

Aan het einde van de dienst klinkt er plotseling overal onderdrukt gesnik om me heen. Samir fluistert in mijn oor dat nu het gebed voor de doden wordt gebeden. Er is geen enkele aanwezige die niet recent doden heeft te betreuren. Vader Yousef, die de dienst celebreert, begrijpt het verdriet van zijn kudde. Zelf moest hij halsoverkop Bagdad verlaten toen hem werd verteld dat zijn naam op een dodenlijst stond.

Na de mis verdringen de mensen zich op het kerkplein voor lijsten die aan de kerkmuren zijn opgehangen. Op deze lijsten staan de namen van families die deze week in aanmerking komen voor een olie- en suikerrantsoen. Ik stap samen met Samir in een van de vele minibusjes die ons naar Jaramana brengen, waar Samir met zijn familie woont.

In Jaramana bezoeken we eerst het kleine kantoor van Caritas, waar zuster Antoinette en haar medewerkers volkomen overrompeld lijken door de vloed van wanhopigen die hen overspoelde. Niemand weet precies hoeveel christelijke vluchtelingen er in Damascus zijn, maar zuster Antoinette vertelt me dat er in de jaren 2007-2008 soms 10.000 families per week arriveerden. Ze droegen onbeschrijfelijk leed met zich mee. Vaders waren voor de ogen van hun kinderen doodgeschoten, zussen waren onthoofd en broers gekidnapt voor losgeld. Om, nadat de families alles hadden verkocht om het losgeld te betalen, ’s ochtends een pakketje voor hun deur te vinden met het hoofd van de gekidnapte erin.

We wandelen in bedrukte stemming naar het appartement waar Samir woont met zijn moeder, drie zussen en twee broers. Appartement is eigenlijk een wel erg mooi woord om de twee vervallen kamers te beschrijven waaruit het appartement bestaat. We zitten op de grond op kussens en boven ons hangt de was te drogen. De muren zijn volgeplakt met afbeeldingen van Christus en foto’s van gelukkiger dagen, in Irak, van weleer.

De vervallen appartementen in Jaramana werden enkele jaren geleden voor 20 dollar per maand verhuurd, maar kosten nu 400 dollar. Ik weet uit ervaring dat de Syriërs denken dat alle Irakezen rijk zijn en de dollars rondstrooien die ze maandelijks van de Verenigde Naties krijgen, maar de realiteit is wel anders.

Nachtclubs

Samir vertelt me dat de gevoelens van diepe zinloosheid het ergste zijn. Vooral de jonge Irakezen lijden hieronder. Ze mogen in Syrië niet werken, wat het leven in Damascus voor hen maakt tot een wachtkamer op een station waar men wacht op een trein met onbekende bestemming. Maar na jaren wachten, zijn de meeste Irakezen ervan overtuigd dat deze trein nooit zal arriveren.

Het verbod op werk heeft ook sociale gevolgen. De jongeren kunnen niet trouwen omdat er geen enkele financiële basis is voor een huwelijk. Samir vertelt me dat hij sinds zijn aankomst in Damascus een aantal keren de begrafenis van een bekende heeft bijgewoond, maar nog nooit een huwelijksfeest.

Er wonen in de wijk Jaramana opvallend veel jonge weduwen met kleine kinderen. Hun echtgenoot begraven was vaak het laatste wat ze deden voor hun vlucht naar Damascus. Vooral voor deze alleenstaande moeders is het leven zwaar. Terwijl we hierover praten neemt het gesprek plotseling een onverwachte wending.

We komen te spreken over een fenomeen dat pas onlangs aan het licht is gekomen: jonge Iraakse meisjes die in nachtclubs in Damascus hun lichamen verkopen. Het is een choquerend verhaal omdat prostitutie taboe is voor een Arabische vrouw. Als bekend wordt dat een meisje als prostituee werkt, kunnen haar zussen niet meer trouwen.

Ook in Jaramana blijkt de prostitutie te floreren. Verhalen doen de ronde over meisjes van elf of twaalf jaar die door hun families worden aangemoedigd om dit werk te doen. De doffe armoede is de enige motivatie. Vaak zijn deze meisjes de kostwinner voor de familie.

Ondervoeding

Ik neem afscheid van Samirs familie en samen reizen we terug naar de wijk Bab Touma. We bezoeken het klooster van de zusters van de Goede Herder. We spreken hier met zuster Maria Claude. De vrouwen kennen het zorgwekkende fenomeen van het stijgend aantal jonge prostituees. Het klooster biedt Iraakse meisjes sinds een aantal jaren computer- en andere cursussen aan, zodat ze na terugkomst in Irak of in een westers land dat hun een visum verschaft, werk kunnen vinden.

De hoop op terugkeer naar Irak is verdampt en westerse ambassades hebben hun deuren gesloten voor Iraakse vluchtelingen. De zusters merkten afgelopen jaar dat meisjes plotseling wegbleven van de lessen en verdwenen. Jonge jongens trouwens ook. De zusters weten dat deze soms voor 1 of 2 dollar per week ‘slavenarbeid’ verrichten op de zwarte –officieel niet bestaande– arbeidsmarkt.

De zusters kennen veel schokkende verhalen. Ze doen aan huisbezoek en in de meeste huizen zijn de lege ijskasten het opvallendst. Sommige kinderen hebben geelachtige huiden vanwege ondervoeding. Ernstiger zijn echter de gezondheidsproblemen van veel Iraakse christenen: hepatitis C, diabetes en hartproblemen. Er wordt armoede en honger geleden. Veel families leefden aanvankelijk van hun spaargeld, maar dat is op. Het verklaart het plotselinge verschijnsel van de prostitutie.

Terug in mijn eigen woning overvalt mij een gevoel van machteloosheid en somberheid. Al deze families zijn uit hun vaderland gevlucht, omdat ze trouw wilden blijven aan hun christelijk geloof. Het bloed der martelaren is het zaad der kerk. Moge het bloed en de tranen van de Iraakse christenen overvloedige vrucht dragen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer