Op Stille Zaterdag
Sabbatum Sanctum, zo heet deze dag in deftig kerklatijn. Stille Zaterdag. De dag na de Goede Vrijdag. De dag voorafgaande aan het feest van Pasen.
In de gereformeerde gezindte wordt deze Stille Zaterdag doorgaans niet als een christelijke gedenkdag ervaren. In het besef van vrijwel iedereen –denk ik– is het een dag waarop je doet wat je op andere zaterdagen ook doet. En als vandaag de paasdagen al hun schaduwen vooruitwerpen, dan vooral daarin dat er, meer nog dan anders, inkopen worden gedaan om de voorraden voor de komende dagen in huis te halen.Bezinning
Toch heb ik het vermoeden dat dit in de oude christelijke traditie anders is geweest. Niet voor niets heeft deze zaterdag zo’n bijzondere naam gekregen. Iets daarvan vond ik terug op de website Katholiek Nederland van de Rooms-Katholieke Kerk.
Daar is te lezen: „Paaszaterdag, ook wel Stille Zaterdag genoemd, is een dag van bezinning. Er wordt teruggekeken op het lijden en sterven van Jezus Christus, die op deze dag in zijn graf rust. Als de gelovigen op Paaszaterdag in de stilte van hun hart het graf van Christus bezoeken, komen zij tot het besef dat Hij werkelijk gestorven is.”
Teellinck
Wel, wat hier geschreven wordt is eigenlijk zo rooms nog niet. Dit is een rooms-katholiek of zelfs een gereformeerd geluid. Teellinck of Voetius had het geschreven kunnen hebben, zo bevindelijk klinkt het: in de stilte van het hart het graf van Christus bezoeken, en zo beseffen dat Hij echt gestorven is.
Wat dit laatste betreft, hoor ik hier ook niet enige weerklank op onze eigen Heidelberger? „Waarom is Hij begraven geworden? Om daarmede te betuigen dat Hij waarachtig gestorven was” (zondag 16).
Er is wat te gedenken op de Stille Zaterdag! De geschiedenis uit de evangeliën kennen we. Jozef van Arimathea, een rijk en voornaam man, ontvangt van Pilatus toestemming om het lichaam van Jezus, omwonden in fijn linnen, in zijn eigen graf te leggen. Nog voordat de sabbat begint komen de vrouwen en bezien het graf en het lichaam. Daarna gaan ze naar huis en „op de sabbat rusten ze naar het gebod.” Het wordt stil, tot aan de paasmorgen.
Genade en gaven
Over de betekenis van die sabbat in Jeruzalem preekt Luther in Wittenberg. Het is op 27 maart 1540, de zaterdag voor Pasen.
Eerst noemt hij de betekenis van deze sabbat voor de Heere Jezus Zelf. „Niemand heeft deze sabbat zo gehouden als de Zoon van God. Hij viert hem de hele dag en nacht door. Hij ligt de gehele nacht en ook heden de gehele dag in ’t graf en ook nog deze nacht. De dag heeft Hij geheel uitgehouden…” Hij heeft gerust van Zijn zware arbeid. Als een voorbereiding op de eeuwige sabbat.
Luther wijst in zijn preek op twee dingen die op deze zaterdag inhoud van meditatie mogen zijn. „Christus heeft ons twee zaken verworven, eerstens de genade, dan de gave.” Wat de genade betreft: „Ons wordt gepredikt dat het lijden en de verdienste van onze dierbare hogepriester Christus het onze is, opdat we ons kleden in de gerechtigheid van Zijn lieve Zoon. We moeten Zijn werken aantrekken en zeggen: ik ben een zondaar, maar ik kleed mij in de gerechtigheid van Christus; ik ben goddeloos en ongehoorzaam, maar ik verschuil mij onder Zijn gehoorzaamheid en treed in Zijn schaduw en onder Zijn geloof…”
Met Hem
Als ik dat geloof, aldus Luther, dan is de hoeksteen gelegd. „Hij voegt nu bij het geloof de gaven, en grijpt de zonde aan in ons lichaam en onze ziel. Als daar is ongeloof, vertwijfeling, morren tegen God, echtbreuk, gierigheid en wat daar verder kwaad is. Dat alles grijpt Hij
aan. De zonden zijn wel vergeven, maar nog niet weg. Ze zijn nog niet uitgeroeid. Want de christenen zijn nog zwak, gelijk men dat ziet aan de lieve apostelen. Wat moet men dan beginnen met die zonden, welke daar blijven nadat het geloof reeds aanwezig is?”
Dan preekt Luther het evangelie van de Stille Zaterdag. Christus ligt in het graf. Hij is waarachtig gestorven. „Christus’ begrafenis werkt in mij het geloof. Hij zegt: Ik ben voor u gestorven en heb sabbat gehouden. En in dat geloof is ook de heilige gezindheid opgesloten, dat ik daarna met Hem begraven moet worden en weder met Hem opstaan. Zo is dus een christen met zijn Heere Christus in het graf. Dit is zeer vertroostend…”
Geen vrees
Op 2 april 1847 preekt dr. H. F. Kohlbrugge het in Elberfeld niet anders: „O mijne geliefden, gelooft, gelooft! Gods waarheid is waarachtig. De genade van Christus is machtiger dan duivel, dood, zonde en wereld.”
En verder: „Laat u, in welk graf gij ook moogt liggen, geen vrees aanjagen. Gelooft onder de grafzerk, al had gij die ook moedwillig over u geworpen. Er is hoop. Houdt u aan Christus! Getrouw is Hij, waarachtig, genadig en goed.”
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl