Eerherstel voor keizer Constantijn
Met ”Toen onze wereld christelijk werd” levert de Franse archeoloog en historicus Paul Veyne vanuit onverwachte hoek een uiterst waardevolle en welkome bijdrage aan het onderzoek van het vroege christendom.
Eerst een citaat: „Het christendom heeft zijn succes te danken aan een collectieve geniale vinding: de eindeloze barmhartigheid van een God die gepassioneerd is voor het lot van de mensheid – wat zeg ik, voor het lot van elke ziel afzonderlijk, de mijne, de uwe, en niet alleen voor het lot van koninkrijken, keizerrijken of de mensheid in haar geheel. Een Vader wiens Wet streng is, die u recht voor u doet wandelen, maar die, zoals de God van Israël, steeds bereid is om te vergeven.”Wie achter deze tekst een christelijke auteur ziet die zijn enthousiasme wil delen met geloofsgenoten of zijn geloof juist wil verdedigen en aanbevelen tegenover een (nog) niet christelijk publiek, zit er behoorlijk naast. Het verbazingwekkende is echter dat een niet-christelijke historicus in staat blijkt te zijn simpelweg weer te geven wat hij ontdekt heeft in zijn onderzoek. Dit soort eerlijke historici lijkt welhaast uitgestorven. Paul Veyne levert met zijn studie een zeer waardevolle bijdrage aan het onderzoek van het vroege christendom.
In de wetenschappelijke wereld is het al lange tijd gebruikelijk om te beweren dat keizer Constantijn een brutale militair en een gewiekste politicus was die alleen maar uit berekening christen werd. Hij zou slim ingespeeld hebben op de zogenaamde nieuwe religiositeit die in de lucht hing en zou persoonlijk niets gehad hebben met het christelijke geloof.
Veyne durft het aan om deze voorstelling van zaken te bestrijden en het op te nemen voor de oprechtheid en de integriteit van Constantijn. Hij toont aan dat dergelijke drijfveren van Constantijn juist onlogisch zijn. Dat een Romeinse keizer een volstrekt nieuwe godsdienst zou omhelzen die tot dan toe vertegenwoordigd werd door een slordige 10 procent van de bevolking en die intern bepaald geen toonbeeld van eenheid was, ligt niet voor de hand. Constantijn had het keizerrijk ook zonder de kerk één kunnen maken. Het frappante is dat hij de christelijke godsdienst niet ten dienste van de troon heeft gesteld, maar zijn troon ten dienste van de godsdienst.
Volgens Veyne weigeren veel wetenschappers dit in te zien en dient huns inziens alles verklaard te worden vanuit de maatschappij en vanuit het milieu. Zij hebben geen oog voor de mogelijkheid van het unieke, het volslagen nieuwe. Veyne zegt dat juist dát kenmerkend is geweest voor het grote succes van het christendom, dat hij kenschetst als een ”meesterwerk” en een ”innoverende bestseller”: het christelijke geloof was in hoge mate origineel en in vele opzichten superieur aan het heidendom. Voeg hierbij de kracht van het instituut van de kerk en het functioneren van de belijdenis. Voor Veyne is het duidelijk: hier heeft iets bijzonders plaatsgehad.
De Franse emeritus hoogleraar in de klassieke geschiedenis biedt in zijn boek op fascinerende wijze een verrassende blik op Constantijns inspanningen om het christelijke geloof in zijn rijk te verbreiden zonder overigens het heidense geloof strafbaar te stellen, laat staan heidenen te vervolgen. Daarbij schuwt hij uitspraken ten aanzien van religie in de huidige tijd niet en weidt hij vrijmoedig uit over vraagstukken die slechts zijdelings verband houden met het hoofdonderwerp: antisemitisme, joods monotheïsme en West-Europese ideologie.
Op de vertaling valt wel wat af te dingen. Wellicht dat een Vlaamse lezer meer aankan dan een Hollandse, maar een haast letterlijke weergave –inclusief woordvolgorde en zinsbouw– van een ongetwijfeld niet eenvoudig Frans origineel verdient in dit geval niet de schoonheidsprijs. Het boek boet hierdoor aan toegankelijkheid fors in.
Het zal duidelijk zijn dat dit boek primair gericht is op het rehabiliteren van Constantijn de Grote als een oprecht pleitbezorger van het christelijke geloof. Het is niet eerlijk hem te betichten van politiek opportunisme. Paul Veyne, die zichzelf –in de Nederlandse vertaling althans– aanduidt als een ”ongelovige”, laat zien dat het uitgaan van het tegendeel, namelijk persoonlijke overtuiging na een werkelijke bekering bij Constantijn, een veel eerlijker en frisser beeld geeft van de ontwikkelingen in de vierde eeuw dan menigeen verondersteld heeft.
Constantijn de Grote
Constantijn I de Grote (ca. 280-337) is vooral bekend als de eerste Romeinse keizer die zich uitsprak voor het christendom – de zogenaamde Constantijnse wende rond 313. In het jaar ervoor leverde hij een beslissende strijd tegen een rebellerende medekeizer. Volgens de overlevering won hij de Slag bij de Milvische Brug nadat hij in een visioen het kruisteken aan de hemel zou hebben gezien. Door zijn overwinning stevende Constantijn af op de alleenheerschappij van het Romeinse Rijk. Met de ondertekening van het edict van Milaan maakte hij een definitief einde aan de christenvervolgingen. Hoewel hij (anders dan veel andere Constantijnen) niet is opgenomen in de Latijnse lijst van heiligen, wordt hij in de westerse kerktraditie geëerd met de titel ”de Grote” voor zijn bijdrage aan het christendom.
In 325 riep Constantijn alle christelijke bisschoppen ertoe op deel te nemen aan het concilie in Nicea.
Toen onze wereld christelijk werd, Paul Veyne (vert. uit het Frans: Raymond Doms);uitg. Pelckmans, Kapellen/Klement, Kampen, 2009; ISBN 978 8687 051 6; 224 blz.; € 22,95.