Voorjaarsschoonmaak vroeger en nu
Bij voorjaarsschoonmaak denkt A. Gerards (89) uit Harderwijk aan de geur van pasgemaaid gras.
Als het gazon voor haar appartement wordt gemaaid, zet zij de balkondeur open, zodat de graslucht naar binnen waait. Ze houdt van frisse lucht. En van een schoon huis. Echt schoon – ook de hoekjes.Tot acht jaar geleden deed mevrouw Gerards aan grote schoonmaak. Dan gingen het bed en de dekens naar buiten en waste ze de witte sprei. Ze haalde de kasten leeg en samen met haar dochter sjouwde ze de grote meubels opzij. Nu houden ze het samen wekelijks nog goed bij.
„Mijn moeder was ook schoon. Ontzettend schoon, zou ik zeggen. Wij hadden een stadsboerderij, midden in Harderwijk, met drie of vier koeien op de deel. In het voorjaar, als de beesten naar de wei gingen, werd eerst de stal schoongemaakt. De stal werd hagelwit. Ook de muren van de bedstedes werden witgesausd. Ik was de oudste van de kinderen en hielp mijn moeder.
We zetten vier stoelen op de stoep, en daaroverheen legden we dekens te luchten. Op twee andere stoelen kwam de matras. Intussen konden wij de ruimte onder de bedstee afboenen. De beddenplanken maakten we schoon met een sopje en we zetten ze heerlijk in het zonnetje om te drogen.
Onder het veren of kapokken bed in de bedstee lag een stromatras. Twee of drie keer per jaar nam mijn moeder de matrassen mee naar de schuur en zorgde mijn vader voor nieuwe bossen stro erin, en daar kwam dan een schone tijk omheen.
In de kamer haalden we in het voorjaar de driegatskachel naar voren, daarna werd de schoorsteen geveegd. De mooie tegeltjes bij de schoorsteen werden gesopt en gelapt. Trouwens, dat gebeurde elke week. De matten op de vloer –eerst van biezen, later van kokos– klopten we ook wekelijks uit.
Toen mijn ouders nog leefden, ging ik eerst bij mijn moeder schoonmaken en daarna bij ons. Ik weet nog dat ik op een vrijdag de ramen stond te lappen op een ladder, en dat de woensdag erna onze zoon werd geboren.
Wij hadden dan wel geen stromatrassen in de bedstee, maar in het voorjaar ging ook al het beddengoed naar buiten en over de lijn heen. Eigenlijk hang ik nog elke maandagmorgen de dekens over het hekje van het balkon. Als ik het niet in mijn rug heb.
Mijn man en ik hadden drie kinderen. Onze jongste zoon zei van de voorjaarsschoonmaak: „Foei, wat een troep. Ik ben niet in mijn eigen huis.” Ik was nog wel eens geneigd meubels te verzetten. In zijn kamer moest alles hetzelfde blijven.
Mijn dochter hielp altijd mee. Zij houdt zelf ook van een schoon huis.
Mijn oudste zoon vroeg pas: „Doet u dat nog? Gaat u nog steeds met een uitgewrongen zeem langs het snoer van de schemerlamp?” Ik zei: „Dat doe ik nog, jongetje.”
Zijn dochter, mijn kleindochter Carline Zoeteweij, werkt anders dan ik. Laat ik het zo zeggen. Zij is makkelijker dan haar oma. Ik zou zo bij haar aan de gang willen.”
Het kan ook morgen
Carline Zoeteweij (31) uit Veenendaal denkt bij voorjaarsschoonmaak aan een frisse, fruitige geur.
Bij Carline Zoeteweij, de kleindochter van mevrouw Gerards uit Harderwijk, hangen geen wollen dekens over het tuinhek, klaar om uitgeklopt te worden. Ze heeft dekbedden, en die gaan bij de eerste voorjaarsschoonmaakkriebels in de wasmachine.
„Ik doe aan een kleine voorjaarsschoonmaak”, zegt Carline, die getrouwd is met Koos en een dochtertje heeft van 8 maanden, Lisa. „Ik maak niet uitgebreid schoon, maar door het jaar heen krijgt het hele huis wel een beurt. Tussen de bedrijven door. Ik sjouw niet alle meubels naar buiten en zo. Van dat mooie weer krijg ik wel de kriebels, dan ga ik naar buiten om de ramen te lappen, en mijn man heeft de tuin al gedaan.
Volgende maand komt de zomerkleding weer van de zolder, dat hoort voor mij bij voorjaarsschoonmaak. De winterkleren gaan uit de kasten, de kasten maak ik schoon en de zomerkleding gaat erin.
Gordijnen wassen is niet nodig; we hebben allemaal rolgordijnen. Meestal maak ik alleen daar schoon waar het vies is. Kasten haal ik leeg als het nodig is, en als ik vlekken zie, neem ik tussendoor wel een kastje mee.
Bij mijn moeder ging het toch uitgebreider. De bank werd regelmatig opzijgezet. De kamer kreeg de ene week een kleine en de andere week een grote beurt. Ik weet nog dat ze na het eten de vloer afdeed met een natte doek.
Ik gebruik zelf handige, vochtige schoonmaakdoekjes. Het natte werk, de wc en de douche, doe ik de ene week makkelijk en de andere week grondig; tussendoor gebruik ik zo’n doekje en klaar. Er leven hier twee katten, daarom stofzuig ik elke dag.
Bij het woord voorjaarsschoonmaak denk ik aan frisse, fruitige luchtjes. Daar word ik vrolijk van, en ook als mensen zeggen: Wat ruikt het hier lekker. Ik vind schoonmaken niet onbelangrijk. De boel moet niet verviezen.
Maar ik denk wel dat mijn oma grote vraagtekens heeft bij mijn manier van schoonmaken. Ze zou vast willen zeggen: „Hé, neem dat gaatje of hoekje ook eens mee.” Zij kan goed boenen. Ik herinner me dat ze op haar knieën de vloer lag schoon te wrijven.
De tijden zijn wel veranderd. Vroeger werkten vrouwen meer binnenshuis, besteedden ze meer tijd aan het huishouden. Als je nu een huis koopt, moet je haast wel met z’n tweeën werken. Zelf werk ik twee dagen in de week in de zorg, daarnaast zorg ik voor Lisa.
Het huishouden komt tegenwoordig op een andere plaats, gebeurt meer tussen de bedrijven door. Kom ik er vandaag niet aan toe, dan doe ik dat toch vanavond, of morgen.
Ik vind het belangrijk dat mijn dochtertje ook leert schoonmaken, en geef haar al snel een doekje als ik door het huis ga. Dan mag ze later zelf haar eigen kamer bijhouden.”
Voorjaarsschoonmaak
Opeens zijn de ramen kaal. De gordijnen zitten in de was. Stoelen staan op een rijtje in de gang. Kasten moeten leeg, kelders ook. Binnen ruikt het naar boenwas en buitenlucht. Het is zover. De voorjaarsschoonmaak is begonnen. Of was.
Oudere mensen weten precies hoe ze te werk gingen zodra de lente in aantocht was, en hoe de vordering van de schoonmaak onderwerp van gesprek was. Vóór Pasen klaar graag.
Tegenwoordig is de grote schoonmaak minder vanzelfsprekend. De tweede helft van de twintigste eeuw zette traditionele huishoudens op hun kop. Er kwamen elektrische apparaten, en Dolle Mina’s, en een anderhalfverdienersmodel.
Drukke levens en andere prioriteiten maken dat mensen niet meer toekomen aan „dieptereiniging” van een huis, schreef Beatrijs Ritsema onlangs in HP/De Tijd. Een nieuwe woning kopen lijkt logischer dan een kast bekleden met kastpapier. Zij trekt de volgende conclusie: „Huisvrouw mag dan geen beroep zijn, wie orde schept waar chaos dreigt, leidt een achtenswaardig leven.”