Binnenland

Laatste oorlogsdagen Doetinchem: De bommen vielen aan de overkant

In spanning wachtten de inwoners van Doetinchem de komst van de bevrijders af. Maar voordat het zover was, kreeg de stad driemaal een aanval vanuit de lucht te verduren. „De bommen vielen aan de overkant van de straat.”

L. Vogelaar
1 April 2010 08:32Gewijzigd op 14 November 2020 10:14
Duitse troepen vertrokken uit Doetinchem met paarden en wagens die ze bij de boeren hadden gevorderd. De boeren moesten mee, tot in Drenthe toe. De achtergebleven Duitsers gaven Doetinchem niet zonder slag of stoot prijs. Foto NIOD.
Duitse troepen vertrokken uit Doetinchem met paarden en wagens die ze bij de boeren hadden gevorderd. De boeren moesten mee, tot in Drenthe toe. De achtergebleven Duitsers gaven Doetinchem niet zonder slag of stoot prijs. Foto NIOD.

Oud-hoofdonderwijzer B. Bulsink (82) woont aan de Canadaparklaan. „Vernoemd naar de soldaten die ons bevrijdden en die daarna een deel van de kolk voor ons huis gedempt hebben.”Zover was het nog niet toen het stadje in de Achterhoek op 19, 21 en 23 maart 1945 werd gebombardeerd. „Die eerste keer was een fabriekje buiten Doetinchem het doelwit, maar een deel van de bommen viel in de binnenstad. Het tweede bombardement was het ergst. Volgens de laatste lezing dachten de geallieerden dat ze Isselburg, net over de grens in Duitsland, aanvielen. Op 23 maart vielen er hier opnieuw bommen. De oorzaak daarvan is nooit opgehelderd.”

Het gezin Bulsink overleefde de aanvallen, maar het gevaar kwam op 21 maart dichtbij. „We woonden boven een winkel aan de Hamburgerstraat, de hoofdstraat van Doetinchem. Mijn zus, een jonger broertje en het Joodse pleegzusje speelden in de achtertuin. Moeder en ik waren boven, en de andere kinderen ook. Vader was naar zijn volkstuin en heeft daar angsten over ons uitgestaan. Hij zag hoe de bommen in de binnenstad vielen.

De vliegtuigen waren er plotseling; er was geen tijd om te vluchten. Een enorm lawaai. Ons huis bleef onbeschadigd, afgezien van een raam dat naar binnen klapte en mijn moeder een hoofdwond bezorgde. Aan de overkant van de straat was echter grote schade aangericht. Een overbuurvrouw kwam om en een overbuurmeisje lag onthoofd op straat.

Moeder ging met de jongste kinderen zo snel mogelijk naar mijn oom buiten de stad. Wij hielpen de buren met het redden van hun meubels, maar opeens zagen we vuurkolommen uit de kerktoren flitsen en daalde een regen van vonken neer. ’s Avonds kwam mijn oom ons halen.

Twee dagen later gingen m’n ouders kijken wat er van ons huis geworden was. Vader zat er net op het dak om wat pannen recht te leggen toen er opnieuw een luchtaanval kwam. Hij wist niet hoe snel hij beneden moest komen. Ditmaal vielen de bommen echter elders in de stad.”

Een spannende, benauwende week volgde. „Op zaterdagavond 30 maart kwamen Duitse soldaten paarden en wagens vorderen en de boeren moesten mee om die te besturen. Mijn oom had zijn knecht met het paard gauw een eind het land ingestuurd. „’k Heb geen paard”, zei hij. Dat liep maar net goed af: de soldaten keken in de stal en zagen verse mest. Doordat ze haast hadden, lieten ze m’n oom verder met rust. De andere boeren moesten mee naar Drenthe en zijn weken later pas teruggekomen.”

De volgende morgen –eerste paasdag– zat Bulsink in de kerk van de oud gereformeerde gemeente, dicht bij de boerderij van zijn oom aan de Bezelhorstweg. „De dienst werd al snel afgebroken. ’s Middags kwamen de geallieerden. Ze schoten door de daken van de huizen en de kerk om te kijken of er Duitsers zaten. Op de boerderijen prikten ze met hun bajonet in het hooi. We moesten de zwengel van de pomp op en neer bewegen om te tonen dat er geen boobytrap onder zat. Ik sprak een mondje Engels, dus ik ging mee naar de volgende boerderij, maar werd toen teruggestuurd vanwege het gevaar. Een overbuurman liep met een grote roodwitblauwe vlag te zwaaien, maar hij werd weer naar binnen gestuurd.”

In de stad werd gevochten. „Die nacht sliepen we op de vloer in de huiskamer, terwijl de bevrijders in een kamertje boven ons een luisterpost hadden ingericht. Pas de volgende dag zijn de laatste Duitsers door vlammenspuwers uit de kelders verdreven.”


Feiten rond slot Tweede Wereldoorlog

De internationale oorlogssituatie rond 1 april 1945:

31 MAART: Aan de Meppelerstraatweg in Zwolle schieten Duitsers vijf burgers dood als vergelding voor een verzetsdaad. Het zijn de laatste Zwollenaren die worden terechtgesteld. De lichamen blijven de rest van de dag liggen. Ooggetuigen van de terechtstelling zijn een 10-jarige jongen en een 23-jarige vrouw. Twee weken later, op 14 april, wordt de stad bevrijd.

4 APRIL: Amerikaanse troepen bevrijden concentratiekamp Ohrdruf. Het is het eerste kamp waar de Amerikanen komen. De Russen bevrijden ruim twee maanden eerder al Auschwitz. Ohrdruf, dat niet ver van Erfurt ligt, is onderdeel van het veel grotere kamp Buchenwald. Dat wordt een week later bevrijd. Vermoed wordt dat de Duitsers bij Ohrdruf een maand eerder tests uitvoeren met kernwapens. Daarbij vallen honderden doden.

4 APRIL: Hongarije is volledig in handen van de Sovjettroepen. In Oostenrijk en Duitsland vechten Hongaren nog wel enige tijd aan de kant van de nazi’s tegen het Rode Leger. De strijd in Hongarije heeft ruim een halfjaar geduurd. Na de oorlog komt Hongarije onder de invloedsfeer van de Sovjet-Unie.

refdag.nl/65jaarbevrijd

Dit is het tweede deel in een serie over de bevrijding van Nederland, 65 jaar geleden. Volgende keer: de Overbetuwe.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer