Kenia wil steun burgers tegen terreur
De Keniase regering roept haar burgers op geen steun meer te verlenen aan terroristen. De oproep komt na de arrestatie in buurland Somalië van een al-Qaida-verdachte die medeverantwoordelijk zou zijn voor de aanslagen in Kenia in 1998 en 2002. Bij de grote moslimgemeenschap in het Keniase kustgebied ligt de problematiek erg gevoelig.
Het vermeende al-Qaida-lid werd vorige woensdag door een Somalische militie gevangengenomen. Volgens de Minister van Informatie voor de Somalische Nationale Overgangsregering, Abdurahman ”Ibbi” Aden, „schoten de militieleden de vermoedelijk Jemenitische man neer, brachten ze hem daarna naar het ziekenhuis, om hem ten slotte over te leveren aan de Amerikaanse FBI die de luchthaven van Mogadishu controleert.”
De verdachte wordt nu ondervraagd in de Keniase hoofdstad, Nairobi. De Keniase minister van Buitenlandse Zaken, Kalonzo Musyoka, claimt zelf de succesvolle operatie: „De VS hebben hier niets mee te maken, dit was een zuiver Keniase actie, met de hulp van vredelievende Somali’s.” Musyoka prees de Keniase geheime diensten voor hun efficiëntie.
De minister greep de arrestatie echter ook aan om een nationale oproep te doen. Hij vroeg de Kenianen „niets te doen dat tegen de Keniase belangen ingaat.” Steun aan terroristische organisaties is „uit den boze”, en „brengt het vaderland onherstelbare schade toe.”
Zonder steun van de Keniase bevolking zijn de terroristen volgens Musyoka „machteloos.” De minister dreigde ook met zware gerechtelijke sancties voor collaborateurs.
Met deze oproep geeft de Keniase regering voor de eerste maal toe dat er ook Kenianen betrokken waren bij de bomaanslag van 1998 op de Amerikaanse ambassade in Nairobi, en bij de aanslag van november vorig jaar op het Israëlische Paradise Hotel nabij de kuststad Mombasa. Tot nu toe wilde de regering de grote moslimgemeenschap in het kustgebied niet voor het hoofd stoten.
Tien procent van de Kenianen is moslim, en die bevolkingsgroep heeft de ”oorlog tegen terreur” van de Amerikaanse president George Bush verworpen als „een aanval op de islam.”
Musyoka heeft de Keniaanse moslims nu gevraagd kalm te blijven bij de aanval van de VS op hun Iraakse geloofsgenoten. Hij wil dat het leven zijn normale gang gaat en keurt af dat sommige werkgevers hun werknemers vragen thuis te blijven.
De minister benadrukt dat „de oorlog tegen terrorisme niet gericht is tegen de moslims; terrorisme kent immers geen huidskleur, religie of grens.” Het verschil tussen terrorisme en de islam is overduidelijk: „Terrorisme is een misdaad tegen de menselijkheid, terwijl de islam als religie juist die menselijkheid belichaamt.”
Met betrekking tot de oorlog in Irak neemt de Keniase regering een neutraal standpunt in. Een snelle oplossing voor het conflict is gewenst, „liefst via diplomatieke kanalen.”
Volgens Musyoka was een aanval alleen geoorloofd met het fiat van de VN-Veiligheidsraad. Nu hoopt hij samen met de regering op een snel einde van de oorlog, „zodat het aantal slachtoffers beperkt blijft, en de wederopbouw kan beginnen.”
Kenia zelf voert de strijd tegen het terrorisme verder op. In februari werd binnen de politiemacht een antiterreureenheid opgericht. De regering heeft ook een wetsontwerp klaar om het terrorisme te bestrijden.
De Keniaanse moslimgemeenschap heeft nog niet gereageerd op de oproep van de regering.