Met de fietstaxi door Amsterdam
Het schijnt zo te zijn dat vrouwen meerdere dingen tegelijk kunnen doen, en mannen zich vooral concentreren op één ding. Betrouwbare onderzoeken over multitasking hebben dat uitgewezen. Ik ken die onderzoeken niet, maar het filosoferen over de verschillen tussen de beide seksen kan een verhelderende bezigheid zijn. Behalve als er bij voorbaat allerlei standaardsjablonen (”de man is zus, de vrouw is zo”) over tafel vliegen.
Los van verschillen tussen man en vrouw is het in elk geval zo dat élk mens wel meerdere dingen tegelijk doet. Wie achter het stuur van z’n auto zit, de radio aan heeft staan, het verkeer in de gaten houdt en tussendoor ook nog een praatje maakt, doet op z’n minst vier dingen tegelijk. Wie voor de klas staat, kennis overdraagt, de tijd in de gaten houdt en intussen de orde bewaakt, is ook met meerdere dingen tegelijk bezig. Hetzelfde geldt voor de dirigent die noten van het blad leest, het koor of orkest aanstuurt en daarbij ook nog muziek maakt.Waar ligt de grens van wat een mens allemaal tegelijk kan? Dat vroeg ik me af toen ik afgelopen vrijdag in een Amsterdamse fietstaxi had plaatsgenomen. Het was eind van de middag, rond de klok van zes. Ik zou mijn Irakese vriend, juist van Almelo naar onze hoofdstad verhuisd, een stukje Nederlandse cultuur laten zien. De musea zijn al gesloten. Dus maken we een rondgang. Omdat je te voet minder ver komt, nemen we plaats in zo’n taxi. Er rijden er een stuk of zeventig, tachtig van rond in Amsterdam.
Of we de rosse buurt willen zien, vraagt onze gids. De dames gaan om halfzeven weg, dus moeten we snel wezen. Nou nee, doet u maar het Museumplein en zo. En daar gaat hij. Meneer trapt met z’n taxi –21 versnellingen en een klein elektromotortje– door de drukke spits heen. Over de grachten, langs het Rembrandthuis, de Portugese synagoge, de Universiteit van Amsterdam. Op de Blauwbrug over de Amstel wijst onze gids ons op theater Carré en op het Amstelhotel. Hij blokkeert met z’n taxi het fietspad, zodat fietsers de rijbaan op moeten.
„Mooie plek uitgekozen zeg, klasse.”
„Sorry, meneer.”
„…”
„Sorry, mevrouw.”
„Zou je niet eens ergens anders gaan staan, zeg?”
„Excuus, mevrouw.”
Na drie gepikeerde fietsers slingert onze Amsterdamse gids zijn toestel op de stoep. „Zijn we maar van dat gezeur af he, glimlacht hij. Tegen ons, achterin zittend, excuseert hij zich met hetzelfde volautomatische „sorry” bij elke hobbel die te hard wordt genomen. Intussen interviewt hij mijn Irakese vriend over het tijdperk van Saddam Hussein. Ja, dat was bizar zeg. Kwam er een hoge piet van Saddam langs, dan rende de hele klas naar buiten om in gelid langs de snelweg plaats te nemen.
Onze gids trapt en hijgt en schakelt en excuseert zich. Hij praat over trapgevels en klokgevels en pakhuizen en Hollandse meesters.
„Zie je op die gevel daar de witte zwaan in het blauw? Dat is het teken van de Lutherse Kerk. Honderd jaar vóór Luther had je in Tsjechië ene Johannes Hus. De naam Hus betekent gans. De katholieke kerk vond hem gevaarlijk en liet hem verbranden. Vlak voordat hij werd vermoord, zou hij hebben gezegd: „Gij zult nu een gans braden, maar over honderd jaar zult gij een zwaan horen zingen, die zult gij moeten verdragen.” Die zwaan was dus Luther.”
De talrijke bruggetjes over de grachten vormen een terugkerend obstakel. Hobbel op, hobbel af. Een brandweer met sirene remt hard. Bij het mulle zand van een straatopbreking vraagt de gids: zouden jullie asjeblieft even uit willen stappen?
Na een uur worden we keurig op het Spui afgeleverd. We hebben op een dynamische manier een uurtje Amsterdamse cultuur gesnoven. En besluiten dat je als Amsterdamse fietstaxigids over allerlei vaardigheden moet beschikken. En vooral over het vermogen al die vaardigheden te combineren.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl