Treinpassagiers ontredderd en verward
Luttele minuten na de treinbotsing in Roermond bood Nahed Harkous, medewerkster bij Stadstoezicht, de helpende hand in de passagierstrein. Anderhalf uur lang assisteerde ze bij de hulp aan slachtoffers. „Overal was bloed.”
Het tafereel doet onwerkelijk aan. Twee treinen die met de kop tegen elkaar staan, een paar honderd meter vanaf het Roermondse station. De klap moet keihard zijn geweest. De voorkant van de gele passagierstrein, de Buffel, is ineengedrukt en uiteengereten. De twintig containers achter de loc van de goederentrein ontketenden zo’n kracht dat de bestuurderscabine van passagierstrein compleet is vernield. Vanaf het hogergelegen viaduct bezien tientallen Roermonders de ravage. Tussen de rails krioelen onderzoekers in gele hesjes. Naast het spoor staat een dozijn politievoertuigen.
Toen Stadstoezicht-medewerkster Nahed Harkous donderdag kort voor twaalf uur een knal bij het spoor hoorde, wist ze meteen dat er iets grondig fout was. Toen ze de zwaarbeschadigde passagierstrein in ogen kreeg, aarzelde ze geen moment. „Ik wilde de trein in om te helpen. Mensen van gemeentewerken zag ik de afrastering naast het spoor kapotknippen. Zij hebben uitstekend werk gedaan. Een van hen hielp mij de trein in tillen, ik ben niet zo groot.”
In de trein trof ze tientallen aangeslagen en gewonde reizigers. „Overal was bloed. Op verschillende plekken lagen slachtoffers. Ik neem mijn petje af voor de hulpverleners. Ieder slachtoffer kreeg erg snel hulp.” In de anderhalf uur dat Harkous in de trein was, assisteerde ze medisch personeel. „Ik hield infuuszakken omhoog en gaf bijvoorbeeld pleisters aan.”
Harkous ontfermde zich vooral over een jonge vrouw, die een hoofdwond had, kampte met een bloedneus en klaagde over nek- en rugklachten. „Ik ben een flinke poos bij die vrouw gebleven. Ze was erg overstuur. Ik beloofde dat ik haar bagage en haar mobiele telefoon mee zou geven aan de ambulance waarmee ze naar het ziekenhuis zou worden gebracht. Toen ik op een gegeven moment weg wilde gaan, klampte de vrouw me aan. Ze zei: Alsjeblieft, laat me niet alleen.”
De ontreddering in de trein was groot, ervoer Harkous. „Er werd gehuild, het gaat natuurlijk om een traumatische gebeurtenis. Sommigen waren helemaal de kluts kwijt. Toen iemand zijn naam werd gevraagd, bleef het antwoord uit.” De Stadstoezicht-medewerker is blij dat ze hulp heeft verleend. „Ik voel me heel goed.”
De technische recherche van de regiopolitie Limburg-Noord was gistermiddag een dik halfuur na de treinbotsing op de plaats van het ongeval. „Op dat moment lopen er tientallen politiemensen en hulpverleners rond. Wij moeten in die chaos rust zien te scheppen”, zegt Henk ter Borg, hoofd van het vijfkoppige rechercheteam.
De technische recherche moet er zorg voor dragen dat materialen op de rampplek zoveel mogelijk op hun plek blijven liggen, zodat er een zo getrouw mogelijke reconstructie kan plaatsvinden. „De tijd kort na een calamiteit noem ik de vloeibare situatie. Hulpverleners zijn dan meer dan eens geneigd brokstukken op te ruimen. Dat moeten wij zien te voorkomen.”
Ter Borg en zijn mensen maakten met hun digitale camera’s zo’n 200 foto’s van de plaats van het treinongeval. Gistermiddag zijn de foto’s meteen op een computer verwerkt en op een cd gebrand. Tientallen belanghebbenden kregen zodoende enkele uren na het ongeval een reeks digitale foto’s. Naast het fotowerk droeg de technische recherche zorg voor het informeren van het Nederlands Forensisch Instituut in Rijswijk. Dat verrichtte sectie op het lichaam van de omgekomen machinist.
Keer op keer worden Ter Borg en zijn mannen geconfronteerd met de dood. Vorig jaar juli moesten ze bijvoorbeeld het Roermondse huis binnen waar zes kinderen bij een brand waren omgekomen. Ter Borg: „Het is natuurlijk erg als je oog in oog staat met lichamen van jonge kinderen, vooral als je zelf kinderen in die leeftijd hebt, maar toch kun je het niet maken om in zo’n huis te gaan zitten huilen. Wat heeft dat voor zin? Je moet je werk goed doen, zodat de partijen in een rechtszaak later een gedegen overzicht hebben van de situatie op de plaats van het delict.”