Houd de linnenkast net
Werkende moeders-met-schuldgevoel doen er goed aan de tentoonstelling ”Kraakhelder” in het Textielmuseum van Tilburg te mijden.
Zodra de deur opengaat, sta je oog in oog met een reusachtige, gevulde linnenkast. Op de kastranden is met eindeloos geduld een spreuk geborduurd: ”Houdt de linnenkast net, tel nauwkeurig het goed, ’t was de roem van de vrouw met het Hollandse bloed. En mocht er na jaren een leegte ontstaan, vul dan wat ontbreekt toch maar vlijtig weer aan.” Over plichtsgevoel gesproken.Het Audax Textielmuseum, dat sinds 1982 gevestigd is in de grote panden van een fraai gerestaureerde Tilburgse textielfabriek, biedt met ”Kraakhelder” een beeld van honderd jaar huishoudtextiel.
De grote linnenkast staat in de hoek ”1900-1930”, als een symbool. Je kunt er niet omheen; net zomin als een trouwgraag meisje honderd jaar geleden om een uitzet heen kon.
In de vitrines zijn lijsten en nota’s te zien van de firma Van Dijk, Manders & Co uit Waalre. Bij deze fabrikant was het mogelijk complete uitzetten te kopen van 100 tot 600 stuks. Abnormale aantallen? Niet als je om te beginnen al 36 vingerdoekjes nodig hebt, en 24 dienstbodelakens.
Wat leven we nu toch in een platte, verschraalde tijd, denk je, de lange lijsten bestuderend. Een theedoek is tegenwoordig een theedoek, waarmee je alles afdroogt, áls je tenminste nog afdroogt. Maar hier lees je kopjesdoeken, bordendoeken, glazendoeken, zilverdoeken en messendoeken. De naam is in de stof meegeweven, om verwisseling te voorkomen.
De vermeldingen van potdoek, closetdoek en fonteindoek doen overigens vermoeden dat niet alleen de vaat werd afgedroogd.
Er ligt een vergeelde rekening uit 1908, van firma v/d Briel & Verster te Eindhoven: 1133,05 gulden voor een complete uitzet. Een groot bedrag, maar de kwaliteit van het textiel was dan ook hoog. Je moest er een leven lang mee kunnen doen.
In een interessante brief valt te lezen hoe firma Van Dijk, Manders & Co in 1952 van een cliënte een gerstekorreldoek uit 1919 retour krijgt, om te bewijzen hoelang haar product het wel niet heeft uitgehouden. Als dank voor „deze mooie geste” ontvangt ze de zes nieuw bestelde gerstekorreldoeken gratis. „Wij zijn inderdaad niet goedkoop, maar ook uit Uw schrijven blijkt weer duidelijk – goedkoop is duurkoop”, aldus een tevreden fabrikant.
Kochten arme meisjes hun linnen ‘van de rol’ om daarna zelf lakens en doeken te zomen en te borduren, welgestelde families konden zelfs het maken van een monogram in hun linnengoed uitbesteden. Een eenvoudig wit exemplaar kostte 80 cent, laat een chic monogrammenboekje zien.
Er liggen diverse stalenboeken, waarmee agentessen uit welgestelde milieus bij particulieren thuiskwamen. Je stelt het je voor; zoals een stel nu bladert in behangboeken, zo zat honderd jaar geleden een meisje door linnen te bladeren, kwaliteit en prijs afwegend en haar favoriete ontwerp kiezend. ”Zes ontbijttafellakens ”Sterretje””, noteerde de agentes.
Roept de hoek ”1900-1930” nostalgie en misschien zelfs heimwee op; bij de daaropvolgende jaren krijg je het idee dat er sindsdien niet veel meer veranderd is.
Kitty van der Mijll Dekker –werkzaam voor de Linnenweverijen E. F. J. van Dissel en Zonen in Eindhoven en opgeleid aan het Bauhaus te Dessau in Duitsland– kreeg midden jaren 30 de kans om de dessins van keukendoeken te vernieuwen. Ze introduceerde meer gewaagde kleuren als geel, groen, oranje, roze en zwart.
De ontwerpen liggen er –kunstwerken op zich–, de doeken ook, die soms al flink doen denken aan huidige HEMA-ontwerpen.
Waren er voor 1930 slechts handdoeken van linnen, vanaf die tijd komt er badstof, waarvoor een nieuwe weefmachine ontworpen is. En badstof is badstof, al is het dan ook bijna honderd jaar oud. Nogal een desillusie, zo ‘gewoon’ als die eerste badhanddoeken eruitzien.
Vanaf 1945 is de geschiedenis van het huishoudtextiel als volgt samen te vatten: een nieuwe generatie ontwerpers, fellere kleuren en een teruglopende textielindustrie. Het aankopen van een gehele uitzet raakte in onbruik; er was gewoon minder nodig. Er kwamen dekbedhoezen in plaats van lakens. Vingers konden ongezien worden afgeveegd aan felgekleurde tafellakens. En wie had er nu nog een interne dienstbode? Kortom: de traditionele linnenkast kon voorgoed de deur uit.
”Kraakhelder” inspireert ten slotte de gedachte dat we de linnenuitzet maar weer eens moeten integreren in de samenleving, bij wijze van ”slow living”. Meisjes borduren en zomen net zolang tot ze helemaal aan een vaste relatie toe zijn. En mocht er na jaren een leegte ontstaan, in kast of huwelijk, dan vullen ze die met wat stevige huisvlijt weer aan.
Uitzetboekje voor:
Uit een film die in het Audax Textielmuseum draait, blijkt dat de firma Van Dijk, Manders & Co uit Waalre –onder de naam Walra, „linnenuitzetten voor een levenslange liefde”– tot ver in de vorige eeuw een persoonlijke klantbenadering handhaafde, door jonge vrouwen met trouwplannen thuis te adviseren. Ze konden bijvoorbeeld in één keer hun uitzet kiezen, om die vervolgens in delen per maand rentevrij thuis gestuurd te krijgen. ”Wat en hoeveel?” heette een door Walra verspreid schriftje uit 1964. Met op de voorkant het aandoenlijke ”Uitzetboekje voor: …, aangeboden door de Walra Club”. De Walra-fabriek sloot in 2002 haar deuren.