„Ik ergerde me aan Pippi”
„Mam, wil je voorlezen?” Natuurlijk wilde ik dat! Wat is er nu gezelliger dan samen met je kind op de bank zitten en voorlezen? Ik deed het in ieder geval erg graag, behalve…
„Pippi Langkous? Heb je geen ander boek?” „Maar deze is zo léuk!”Leuk? Ik vond het helemaal geen leuk boek, ik ergerde mij er zelfs vreselijk aan. Want zeg nou zelf: een kind van 9 dat alleen in een huis woont, samen met een paard en een aangeklede aap plus een kist vol gouden tientjes. Een kind dat hondsbrutaal is tegen de schooljuf, de meest bizarre feestjes organiseert en koeien boven haar hoofd tilt. Aan zo’n kind erger je je toch? Bovendien vond ik haar ook geen goed voorbeeld voor onze kinderen.
Het is maar een boek, hoor ik u zeggen. Een verzonnen verhaal, meer niet. Dat hield ik mezelf ook voor, maar toch. Toen onze dochter nog niet zelf kon lezen, was ik er goed in om bepaalde zinnen weg te laten of om er een ‘preekje’ aan vast te knopen om duidelijk te maken dat zulk gedrag echt niet kon.
Achteraf geloof ik niet dat het veel geholpen heeft, want Pippi heeft iets magisch over zich. Ze kan alles, durft alles, is alles wat een kind graag zelf zou willen. Ze gaat op een paard naar school, is dieven te vlug af en bangheid kent ze niet. Welk kind wil dat niet?
Achteraf kan ik mij eigenlijk niet voorstellen dat onze dochter Pippi zou nadoen. Ik ben erachter gekomen dat kinderen best echt van niet echt kunnen onderscheiden. Pippi is Pippi, heerlijk om mee weg te dromen. En ach, wat geeft het als je in die dromen je eigen naam noemt in plaats van die van Pippi?
Nu, ruim twintig jaar later dacht ik mijn Pippi-ergernissen ver achter mij te hebben gelaten. Helaas. „Oma, wil je voorlezen?” „Natuurlijk schat, pak maar een boek.” Onze kleindochter rent naar de boekenkast en trekt er doelgericht een boek uit. Nee hè! „Heb je geen ander?” „Maar deze is zo léúk!”
Dit is het achtste deel van een serie waarin schrijvers op een persoonlijke manier reflecteren op het Boekenweekthema.