Opinie

Talentontwikkeling

Alle leerlingen laten uitblinken. Dat wil het ministerie van Onderwijs. Alleen als een leerling wordt uitgedaagd echt te laten zien wat hij of zij kan, ontstaat er een leer­omgeving waarin het een eer is om boven het maaiveld uit te komen. Het gaat niet alleen om hoogbegaafde leerlingen. Het gaat om bestrijding van de zesjescultuur en de omschakeling naar een cultuur waarin leerlingen leren het beste uit zichzelf te halen.

Burggraaf M
17 March 2010 06:59Gewijzigd op 14 November 2020 10:07

Bea Bos in Didaktief (februari 2010) plaatst kritische kanttekeningen bij dit streven. In haar artikel, ”Mission impossible”, laat ze Jacquelien Bulterman-Bos, lector van de Christelijke Hogeschool Ede, aan het woord, die stelt dat talenten, hoewel grotendeels aangeboren, door inspanning ontwikkeld moeten worden. En daarvoor is inzet en motivatie nodig.Uiteindelijk draait alles om de docent en de voorwaarden waaronder die zijn werk doet. Die moet talent herkennen en leerlingen stimuleren en motiveren. Het herkennen van talent blijft een moeilijk te vatten vaardigheid.

Soms zijn cijfers goede indicatoren van talent. Maar lang niet altijd. Juist wanneer leerlingen buiten de reguliere paden kunnen gaan, in opdrachten iets van zichzelf kunnen laten zien, kan een breder scala van talenten blijken. Op school is dit bekend.

Leerkrachten die echt naar kinderen kijken en contact met hen maken, weten hen tot betere prestaties te brengen. Dat alles staat of valt met goede docenten mag welbekend zijn. De crux is natuurlijk hoe dit (aankomende) docenten valt aan te leren. Bulterman zegt daarover: Maak meer gebruik van de praktijkkennis van ervaren docenten. Elke ervaren docent bezit impliciete kennis over hoe om te gaan met leerlingen. Dat zijn geen zaken die je in een handboek kunt vastleggen, dat moet je leren door veel te oefenen. Net zoals een arts het verschil tussen mazelen en rode hond alleen maar kan leren door veel patiënten te zien, zo hebben leerkrachten leerlingen nodig om te leren hoe ze met hen om moeten gaan. Een nieuwe kennisinfrastructuur is nodig.

Het adagium ”uitblinken van alle leerlingen op alle niveaus” is een goede gedachte, maar het vraagt wel om radicale veranderingen in het opleidings- en onderwijsstelsel. De school hoort geen leerfabriek te zijn, maar een lerende organisatie. Een plek waar leerlingen en docenten kunnen leren.

Een mogelijkheid om de scheiding tussen kennen en handelen, kennis en vaardigheden te doorbreken is het opleiden in de school. De kloof tussen theorie en praktijk, tussen opleiding en werkveld zou met het ontstaan van opleidingsscholen gedicht kunnen worden.

DRS Magazine (februari 2010) wijdt een themanummer aan het opleiden in de school. Drs. G. P. Vonk maakt in ”Nut en noodzaak van opleiden in de school” duidelijk dat bij opleiden in de school er sprake is van een infrastructuur voor opleiden en begeleiden van aankomende en zittende leraren in de school. Van oudsher bieden scholen stageplekken waarin studenten van de lerarenopleiding leer-werkervaringen kunnen opdoen.

Bij opleidingsscholen vindt de opleiding tot nieuwe docent zelfs voor een groot deel plaats in de schoolpraktijk. De school (basisschool of school voor voortgezet onderwijs) wordt medeverantwoordelijk voor het curriculum van de opleiding. Behalve de begeleiding van de student verzorgt de school dan ook een deel van het curriculum. Hiertoe stelt de school opleiders binnen de school aan. Deze nemen opleidingsonderdelen voor hun rekening en verzorgen supervisie over de op te leiden leerkrachten. De vakdidactische onderdelen van de opleiding blijven in handen van de lerarenopleiding.

Een nieuwe uitdaging voor talentontwikkeling? Of een terugkeer tot de situatie waarin de leerling werd opgeleid in zijn oude school tot de nieuwe meester?

In Psychologie Magazine (maart 2010) staat een berichtje van de geheugenexpert Jeffrey Karpicke. Zijn benadering om talent te ontwikkelen is: blijf jezelf testen!

Hij liet drie groepen proefpersonen binnen een week een aantal woorden Swahili leren. Bij de eerste groep werden woorden die ze goed vertaalden, uit vervolgtests geschrapt. Bij groep twee kwamen die woorden nog twee keer in de test voor, maar hoefden ze de vertaling niet meer zelf uit hun geheugen op te diepen. Groep drie moest ieder woord drie keer goed vertaald hebben voor het uit de test verdween.

Deze laatste groep herinnerde zich verreweg de meeste woorden. Conclusie: denk vooral niet dat het er wel in zit wanneer je iets één keer succesvol uit het geheugen hebt opgediept, maar blijf repeteren.

Drs. M. Burggraaf is voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer