Cultuur & boeken

Hoe helden veranderen

Wie kent Robinson Crusoe niet? De eenzame held van Daniel Defoe lijdt schipbreuk en brengt 28 jaar op een onbewoond eiland door, bedreigd door kannibalen. Maar Robinson heeft zijn Bijbel, voor troost en lering, en bepeinst de voorzienigheid van God.

Janneke de Jong
15 March 2010 10:05Gewijzigd op 14 November 2020 10:05
Meesterwerken met ezelsoren. Bewerkingen van literaire klassiekers voor kinderen 1850-1950, Sanne Parlevliet; uitg. Verloren, Hilversum, 2009; ISBN 978 90 8704 121 2; 391 blz.; € 39,-. Foto Sani
Meesterwerken met ezelsoren. Bewerkingen van literaire klassiekers voor kinderen 1850-1950, Sanne Parlevliet; uitg. Verloren, Hilversum, 2009; ISBN 978 90 8704 121 2; 391 blz.; € 39,-. Foto Sani

Als je Robinson kent, is het maar de vraag welke Robinson dat is. De Engelse held, trots op de koloniën van zijn vaderland? Een leergierige man die met heimwee aan school terugdenkt? Of een schuldbewuste die verzuimd heeft de sabbat te houden? Weinigen zullen de originele Robinson kennen uit het meesterwerk ”The life and strange surprising adventures of Robinson Crusoe of York, mariner” (1711).Onlangs promoveerde Sanne Parlevliet op een proefschrift over bewerkingen van literaire klassiekers voor kinderen. Ze laat zien hoe tientallen bewerkers in de periode 1850-1950 zich hieraan waagden, met wisselende uitgangspunten en resultaten. Parlevliet onderzocht acht verhalen die verschillende bewerkingen voor kinderen kennen en Robinson Crusoe is er daar een van. De andere zijn ”Van den vos Reynaerde”, ”De vier Heemskinderen”, ”Tijl Uilenspiegel”, ”Don Quichot”, ”Gulliver’s reizen” en ”Baron Von Münchhausen”. Deze verhalen zijn oorspronkelijk voor volwassenen bedoeld, maar in de loop van de tijd kinderverhalen geworden.

Het bewerken of adapteren (aanpassen) van de verhalen nam in de negentiende eeuw een grote vlucht. Met de grote stroom kinderboeken die op de markt kwam –naast moralistische voor het eerst ook humoristische verhalen en avonturenboeken– ontstond de discussie over wat een goed kinderboek was. Kon men al die middelmatige boeken de kinderen aanbieden? Moest het kinderboek „schoon” en „goed” zijn? Of volstond een positieve zedelijke strekking?

Beproefde klassieke verhalen kregen in die discussie een beschermende rol toebedeeld. Als kinderen deze boeken lazen, zouden ze geen goedkope sensatielectuur of gevaarlijke moderne literatuur pakken. In Nederland was vooral Nienke van Hichtum de mening toegedaan dat klassiekers tegenwicht konden bieden. Ze zag ”Robinson” als een schoolvoorbeeld: een aantrekkelijke avonturenroman met esthetische kwaliteiten. Van Hichtum bezorgde in 1923 zelf een „volledige en onverkorte uitgaaf uit het Engelsch”. Dat was een van de 78 Robinsonbewerkingen in de door Parlevliet onderzochte periode.

Auteurs die het met de esthetiek niet zo nauw namen, gingen vrijelijk met de teksten op de loop. De stijl werd vlakker, de verteller maakte plaats voor dialogen en de tekst werd gekruid met humor. Het kolonialisme verdween uit ”Robinson”, bewerkers pasten geld, maten en geografische gegevens aan het begrip van ‘het’ kind aan, ze kortten de godsdienstige bespiegelingen in of gaven die een gewenste kleur en maakten de held steeds jonger. Inhoudelijk en structureel veranderde er dus nogal wat. De andere klassiekers verging het net als Robinson, ze werden alleen minder vaak bewerkt.

Eén aspect van bewerken voor kinderen was het toepassen van censuur. Vooral ”Gulliver”, ”Tijl” en ”Reynaert” bevatten diverse passages die voor alle bewerkers taboe waren. Niemand vond het acceptabel dat Gulliver in Lilliput de brand in het kasteel uitplaste; in de kinderklassiekers gebruikt de reus rioolwater, vuil water, zeewater, een gieter en of zijn kleren. Als Tijl Uilenspiegel, bij zijn vader achter op het paard gezeten, zijn broek laat zakken, heet het in de bewerkingen dat hij een lange neus maakte. Eén bewerker kiest een verhullende vervanging („Hij gaf de menschen iets te aanschouwen, dat wij maar liever binnen houên”), anderen laten de passage gewoon weg.

Bij Reynaert gebeurt iets vergelijkbaars: in de oerversie bijt de vos de pastoor in zijn edele delen. Vier bewerkers kiezen voor een beet in de neus en anderen voor een flinke hap uit zijn been. Bovendien maken protestants-christelijke bewerkers van de pastoor een koster.

De bewerkers lieten niet alleen zien dat zij belang hechtten aan het klassieke verhaal, ze vertoonden impliciet ook hun pedagogische, godsdienstige en literaire opvattingen, hun kindbeeld en de mores van hun tijd. Parlevliet laat overtuigend zien hoe zij te werk zijn gegaan; welke strategieën ze hanteerden en welke doelen ze nastreefden. Ze onderzocht onder andere ook de plaats van bewerkingen binnen het geheel van de jeugdliteratuur, de karaktervorming van het kind en de representaties van het gezin die uit de bewerkingen blijken.

Ook bracht ze alle boekbewerkingen in kaart; een indrukwekkende reeks. De serie ”Oud Goud” (vanaf 1939) en bewerker P. de Zeeuw JGzn (1890-1965) zullen bij veel RD-lezers bekend zijn. Zijn bewerkingen zijn stilistisch vlak en soms maakt hij zich ergens erg gemakkelijk van af, maar dankzij hem hebben veel protestants-christelijke gezinnen de klassiekers leren kennen. Want klassiekers overleven dankzij hun bewerkingen.

Het zou een afzonderlijk onderzoek waard zijn om te kijken hoe het een aantal klassiekers in de laatste decennia is vergaan. Aangezien iedere bewerking een momentopname is, ingekleurd door de tijdgeest en de blik van bewerker, is het niet verwonderlijk dat in de modernste bewerkingen de decennialang gecensureerde passages weer voorkomen. En wat er van de Bijbellezende Robinson over is, zal geen verrassing zijn.


Robinson als humanist

„Kannibalen waren niet zulke buitengewone slechte menschen, maar ze hadden niet anders geleerd, ze wisten niet beter. Ruw waren ze, en wild, en onbeschaafd, maar slecht waren ze niet. Als ik ze kon leeren inzien, dat het afschuwelijk was om je medemenschen op te eten, zou ik een goed en mooi werk doen.” (bewerking van Jolmers uit 1921)


Robinson als verloren zoon

„Ook ik had nu diep berouw en zou gaarne teruggekeerd zijn en vergiffenis gevraagd hebben aan mijn vader, die mij stellig ook met vreugde zou ontvangen hebben. Helaas, ik kon niet terugkeeren; ik kon alleen den Hemel om vergiffenis smeeken en hopen, dat ik het eens mijn vader zou kunnen doen.” (bewerking van Beversluis uit 1908).
Meesterwerken met ezelsoren. Bewerkingen van literaire klassiekers voor kinderen 1850-1950, Sanne Parlevliet;uitg. Verloren, Hilversum, 2009; ISBN 978 90 8704 121 2; 391 blz.; € 39,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer