Acceptatieplicht scholen
De PvdA heeft het voor elkaar. Nog voor de verkiezingen op 9 juni buigt de Kamer zich over een wetsvoorstel dat scholen dwingt leerlingen te accepteren zolang de ouders de grondslag van de school maar respecteren. Alsof dat niet controversieel is.
Als de PvdA haar zin krijgt, mogen scholen niet meer verlangen dat ouders de grondslag onderschrijven. Alleen voor orthodoxe scholen wordt een uitzondering gemaakt. Zo denkt de PvdA de segregatie tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ scholen te kunnen bestrijden.Nog steeds heerst in Den Haag het grote misverstand dat de last van achterstandsleerlingen van allochtone komaf wordt afgewenteld op het openbaar onderwijs. Uit de cijfers blijkt dat echter niet. In de vier grote steden is 42,9 procent van alle leerlingen allochtoon. Op de christelijke scholen daar is dat 41,3 procent.
Desondanks blijven progressieve partijen roepen dat christelijke scholen hun deuren gesloten houden voor leerlingen die uit niet-christelijke gezinnen komen. De fracties doen dat met een gedrevenheid die een missionaris niet zou misstaan. Terwijl de feiten onweerlegbaar duidelijk maken dat het probleem van die partijen geen probleem is.
Impliciet geeft de PvdA dat ook toe. Want in het voorstel wordt een uitzondering gemaakt voor orthodoxe scholen zoals reformatorische, gereformeerde en joodse. Zij zijn voor een periode van vijf jaar vrijgesteld van de acceptatieplicht omdat zij de achterliggende tien jaar een consistent toelatingsbeleid hebben gevoerd. Met andere woorden: omdat veel christelijke scholen minder consequent zijn geweest in hun aannamebeleid moeten zij nu iedereen die aanbelt, aannemen. Mevrouw Hamer van de PvdA moet maar eens uitleggen wat het echte probleem is.
Dat de orthodoxe scholen worden uitgezonderd lijkt mooi, maar is het niet. Vooropgesteld, het is nog maar de vraag of een meerderheid van de Kamer met die uitzonderingsregel instemt. GroenLinks en D66 willen er niet van weten. Voor hen moet de acceptatieplicht voor alle scholen gelden.
Gesteld echter dat die vrijstelling voor orthodoxe scholen er wel komt, dan is ze toch verontrustend. De grondwettelijke vrijheid van onderwijs garandeert dat scholen hun eigen toelatings- en benoemingsbeleid mogen voeren. Een klein aantal scholen kan dat blijven doen, de meeste worden gebonden aan overheidsregels.
De geschiedenis heeft geleerd dat het opnemen van uitzonderingsbepalingen meestal niet meer is dan uitstel van executie. Duidelijk voorbeeld is de verplichting voor scholen om een medezeggenschapsraad te hebben. Jarenlang konden scholen daarvan worden vrijgesteld als driekwart van de ouders instemde met een ontheffingsverzoek. Die uitzonderingsbepaling is er niet meer.
Dat gevaar bestaat ook bij de regeling die de PvdA nu voorstelt voor orthodoxe scholen. Temeer omdat die maar voor vijf jaar geldt. Daarna zou de situatie opnieuw moeten worden bekeken. Zeker als de invloed van het seculiere denken nog verder toeneemt, zal de vrijheid van onderwijs worden ingeperkt.