Cultuur & boeken

Anne de Vries was dol op bruine bonen

Het kind Anne de Vries stotterde zoals Bartjes broer stotterde. En evenals Bartjes vader gebruikte zijn vader een karwats.

tekst Jeannette Wilbrink-Donkersteeg
12 March 2010 09:52Gewijzigd op 14 November 2020 10:05
Een zondagskind.
Een zondagskind.

Parallellen te over tussen leven en werk van Anne de Vries. Toch zijn de verhalen niet volledig autobiografisch. Anders dan Bartje was De Vries bijvoorbeeld dol op bruine bonen. Dat blijkt uit de langverwachte biografie die sinds deze week in de winkel ligt.Het boek –geschreven door een zoon en naamgenoot van de auteur– is boeiend tot het eind en roept bij de liefhebber veel herinneringen op. Verhalen en personages komen tot leven, locaties zie je weer voor je. Zoals de Lange Jammer, het rijtje armenhuizen waar Bartje belandde, maar waar Annes ouders juist uitgetrokken waren toen hij –op 22 mei 1904– ter wereld kwam. Het was een pinksterzondag en bovendien de verjaardag van zijn moeder.

„Een zondagskind” dus, stelt zijn zoon ruim honderd jaar later – en dat is dan ook de titel die hij zijn biografie meegeeft. Volgens hem vóélde Anne de Vries zich een zondagskind, gelukkig als hij was met vrouw en kinderen, gelukkig omdat hij de oorlog had overleefd, gelukkig vooral ook in zijn werk als schrijver.

Heimwee

Eigenlijk was hij voorbestemd om arbeider te worden. Dankzij zijn meester kwam hij op de normaalschool terecht. Op negentienjarige leeftijd stond hij voor de klas, waar hij zijn verteltalent ontdekte. Toen hij onderwijzer aan het blindeninstituut Bartiméus in Zeist kon worden, verliet hij Drenthe en het is wel heel treffend dat in dat deftige dorp het stotteren (tijdelijk) weer begon.

Uit heimwee naar zijn geboortegrond begon Anne de Vries verhalen te schrijven. Zo debuteerde hij met het kinderboek ”Evert in Turfland”. Een stroom van boekjes volgde. „Het doet denken aan een vulkaanuitbarsting”, schrijft De Vries jr. Geen wonder dat hij diverse pseudoniemen nodig had. ”A. van de Heide” was er één; ”Daan Deken” was een andere. Het werd wel heel bijzonder toen A. van de Heide werk van Daan Deken ging bespreken…

Drenthe

Met ”Bartje” vestigde Anne de Vries voorgoed zijn naam. In hetzelfde jaar waarin de roman verscheen, gaf hij –31 jaar oud– de school eraan en ging hij van de pen leven. Nu kon hij ook terug naar zijn Drenthe.

Het duurde even voordat hij iets gevonden had, maar in de eerste week van mei 1940 verhuisde het gezin. Op 9 mei werkten de ouders tot diep in de nacht door aan hun nieuwe woning. Toen ze wakker werden, was de oorlog begonnen. Anne en zijn vrouw gingen haastig op pad om hun kinderen –die bij familie in Scheveningen en Rotterdam waren ondergebracht– op te halen. Het werd een lange, levensgevaarlijke tocht, die lezers van ”Reis door de nacht” bekend zal voorkomen.

Oorlog

De oorlogsperiode beslaat terecht een relatief groot deel van het boek. Hier leer je De Vries kennen als de verzetsheld waarvoor veel lezers hem wellicht al hebben aangezien, maar ook gewoon als man en vader. Zijn vijfde kind werd aan het einde van deze zware jaren geboren: een nieuwe Anne.

Niet minder aangrijpend is de beschrijving van de jaren na 1945, toen voor Anne de Vries de oorlog bepaald nog niet voorbij was. Vooral hier komt de schrijver naar voren als iemand die van recht en genade weet.

Als het om het geloof gaat, heeft de biograaf het overigens meer dan eens over „de manier van denken van gereformeerden toen”, alsof er nu geen mensen meer zouden zijn met een dergelijke geloofsovertuiging en levenshouding.

Het is leuk om te lezen over contacten met schrijvende tijdgenoten en ook het jaar waarin het gezin De Vries in Suriname verbleef, is interessant.

Distantie

Rest nog de vraag hoe objectief een zoon kan zijn over zijn vader. Beter: of een zoon genoeg distantie heeft.

In de inleiding van ”Een zondagskind” stelt De Vries jr. dat hij lang heeft gedacht dat hij het schrijven van een biografie aan een buitenstaander moest overlaten. Vragen die onderzoekers stelden en het archief dat hij op orde bracht als medewerker van het Letterkundig Museum zorgden er echter voor dat zijn vader wel heel sterk voor hem ging leven. Toen ging Anne de Vries jr. alsnog „voor de bijl.”

Aan het begin van zijn boek lijkt hij zich te verdedigen. „We hebben maar twintig jaar van ons leven gedeeld. Na zijn dood ben ik vijfenveertig jaar mijn eigen weg gegaan, als leraar, als kinderboekencriticus en onderzoeker. (…) Over veel dingen denk ik anders dan hij, ik heb mijn eigen visie op literatuur.” En: „Ik weet dat ik kritisch bekeken zal worden; is het geen hagiografie?” En: „Het beeld dat uit documenten en interviews naar voren komt, is overwegend positief. Dat was in dit verband een extra handicap (ik was blij als ik iets tegenkwam waarbij sommigen vraagtekens zullen zetten).” En: „Het resultaat is mijn visie: een biografie, niet dé biografie.”

Mij heeft de biograaf overtuigd. Of hij –zoals hij schrijft– nooit iets heeft weggelaten dat het beeld van zijn vader „op wezenlijke punten zou aanvullen of corrigeren”, kan de lezer niet beoordelen, maar dat zou ook gelden voor iedere andere biograaf. ”Een zondagskind” is een goed en evenwichtig geschreven levensverhaal, soms vermakelijk, soms ontroerend. De aandacht voor leven en werk is prima verdeeld.

Nu en dan voegt de auteur een eigen herinnering toe, die voor alle duidelijkheid cursief is afgedrukt. Daarmee biedt dit boek wat mij betreft alleen maar iets extra’s.

Een zondagskind. Biografie van mijn vader, Anne de Vries jr.;uitg. Kok, Kampen, 2010; ISBN 978 90 435 1787 4; 432 blz.; € 29,90.


Hilde…

…maakte indirect een einde aan de loopbaan van Menno ter Braak bij Het Vaderland. Deze roman van De Vries werd bijna even uitbundig ontvangen als ”Bartje” en de oplage overtrof die van ”Bartje” zelfs, doordat de Nobelreeks inmiddels zo veel meer abonnees telde. De meeste recensies waren lovend, maar Ter Braak deed in Het Vaderland neerbuigend, wat tot heftige polemiek leidde en eindigde met een ontslagbrief van Ter Braak.


Zijn kinderbijbels…

…verschenen in duizelingwekkende oplagen en veel vertalingen. Anne de Vries schreef ze vooral als hij vastgelopen was met romans. Het (na)vertellen bleef de bron van zijn schrijverschap. In de tijd dat hij het ”Groot vertelboek voor de bijbelse geschiedenis” schreef „brak hij met de goed gereformeerde gewoonte om tweemaal per zondag naar de kerk te gaan: hij was hele week al met de bijbel bezig. De dominee had daar wel begrip voor, maar klaagde: „Nu zeggen de boeren: Waarom moeten wij twee keer naar de kerk? Anne de Vries gaat ook maar één keer.”


Bartje…

…verscheen aanvankelijk als novelle. Nadat collega-auteur Hendrika Kuyper-van Oordt vroeg: „Waarom brei je die kous van ”Bartje” niet af?” besloot Anne de Vries de roman te schrijven, die in mei 1935 verscheen. Binnen elf weken hadden meer dan zeventig recensenten er aandacht aan besteed; in juni was het boek al nummer 3 op de bestsellerslijst; na vijf weken moest het herdrukt worden. Doordat de roman in de Nobelreeks verscheen, steeg het aantal abonnees van 5000 naar 30.000. Vertalingen volgden volop. In 1950 werd ”Bartje” verplicht leesvoer op de mulo. Het gelukkigst was de schrijver met een reactie van Roel Houwink die er een gedicht over schreef, dat eindigt met de regels: „Maar Die zegt „Laat de kinderen tot Mij komen!”/ spreekt daarmee over ons een streng gericht,/ want wij staan tusschen hen en hunne droomen/ vaak als een muur van angsten opgericht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer