EU-geld naar Griekenland, maar onder strikte voorwaarden
Er moet EU-geld richting Griekenland maar alleen onder zeer strikte voorwaarden. De Grieken vormen een testcase en bij mislukken van deze deal ligt een instabiele periode voor de eurozone in het verschiet, stellen Sylvester Eijffinger en Edin Mujagic.
De crisis als gevolg van de Griekse overheidsfinanciën is een kwestie die al wekenlang Europese economen en politici bezighoudt. De kern van het probleem is dat de loonkosten in Griekenland sinds de invoering van de euro veel te hard zijn gestegen. Daardoor kunnen Griekse bedrijven nauwelijks meer concurreren.Op zich is dat niets nieuws. Vóór het ontstaan van de monetaire unie gebeurde dat aan de lopende band. Wanneer het kookpunt naderde, devalueerde Griekenland zijn drachme ten opzichte van de Duitse mark en kon het feest opnieuw beginnen.
De komst van de euro heeft die uitweg afgesloten. De oplossing is nu om via loondalingen ervoor te zorgen dat de Griekse bedrijven relatief goedkoper en concurrerender worden. Het probleem daarmee is echter dat vele jaren nodig zijn om een substantiële loondaling te bewerkstelligen. Als loondaling dan geen optie is, wat dan? Er zijn verschillende alternatieve voorstellen gedaan. Een daarvan komt van Martin Feldstein, een prominente en eurosceptische Amerikaanse econoom. In The Financial Times (16 februari 2010) stelde hij voor dat Griekenland even vrijaf neemt van het lidmaatschap van de eurozone. Gedurende die Griekse vakantie zou het land de euro tijdelijk aan de kant moeten zetten en de drachme herinvoeren, om zo zijn concurrentievermogen door devaluatie te verbeteren. Na de vakantie zou Griekenland die drachme, tegen een veel lagere koers, weer inruilen voor de euro.
Anderen suggereren dat de Europese Unie Griekenland uit de eurozone moet zetten of op zijn minst failliet moet laten gaan, bij wijze van straf. Van een grotere afstand bekeken lijkt daarvoor wel wat te zeggen. Griekenland neemt al sinds de invoering van de euro een loopje met de cijfers. Het land heeft de euro ingevoerd ondanks een bijna dubbel zo hoge staatsschuld dan toegestaan was. Als de schuld in het eerste decennium van de munt was afgebouwd, zou het toelaten van de Grieken achteraf nog te billijken zijn. Maar dat is niet gebeurd. Bovendien bleek Griekenland systematisch gelogen te hebben over zijn begrotingstekort.
Maar het voorstel om Griekenland dan maar, bij wijze van straf, failliet te laten gaan, is niet realistisch. Iedereen die dat voorstelt onderschat sterk het besmettingsgevaar in een monetaire unie. Het zou namelijk niet alleen een straf voor Griekenland zijn, maar ook voor andere landen van de eurozone. Als Griekenland zou omvallen, zouden andere zwakke schakels in de eurozone –Portugal, Spanje, Italië en zelfs België– onmiddellijk in nog grotere problemen komen dan waar ze nu in zitten. Met alle gevolgen voor de stabiliteit van de eurozone als geheel.
Hoe onrechtvaardig het ook mag zijn, de EU heeft geen andere keuze dan Griekenland te helpen. Er moet geld uit de EU-landen naar Athene, puur uit eigenbelang. Maar dan wel in de vorm van tijdelijke kredieten.
Bananenrepubliek
Griekenland heeft alle kenmerken van een bananenrepubliek. Daarom moeten de voorwaarden voor die tijdelijke leningen ook afgestemd zijn op een bananenrepubliek: de pensioenleeftijd fors verhogen, de overheidsuitgaven flink kortwieken, de vastgeroeste arbeidsmarkt hervormen, belastingen naar een normaal niveau brengen en een ware „oorlog tegen bureaucratie en corruptie” aankondigen.
Omdat Griekenland een historie heeft van zich niet houden aan de afspraken of zijn toevlucht zoeken in schimmige boekhoudtrucs, moet de EU de hele tijd over de Griekse schouder meekijken.
De EU moet echter niet alleen over de Griekse schouder meekijken, maar ook de hand in eigen boezem steken. Griekenland heeft jarenlang een loopje genomen met de afspraken over maximale begrotingstekorten. Dat kon Athene alleen maar doen omdat Brussel daartegen niets ondernam. Sterker nog, het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) werd enkele jaren geleden flexibeler gemaakt. Allerlei sancties en boetes maken deel uit van het SGP, maar de uitvoering daarvan is zeer teleurstellend.
Dat moet afgelopen zijn. Dat mechanisme moet automatisch in werking treden als een land de regels schendt. Een paar jaar geleden ontdeden de Europese leiders een voorstel voor verbetering van het SGP van die scherpe kantjes. Hopelijk is door het Griekse drama de tijd rijp om die weeffout in het SGP te herstellen.
De geschiedenis biedt ons enige hoop. In het verleden is meermaals gebleken dat Europa een forse crisis nodig had om de volgende stap in het integratieproces te kunnen zetten. Hopelijk zal de geschiedenis zich nu herhalen.
Sylvester Eijffinger is hoogleraar financiële economie en hoogleraar Europese financiële en monetaire integratie aan de Universiteit van Tilburg. Edin Mujagic hoopt te promoveren op het gebied van monetaire economie aan de Universiteit van Tilburg en auteur van het boek ”Tien jaar euro: biografie van een jonge wereldmunt”.
Dit artikel is overgenomen van mejudice.nl