Een dagloner voorop
”De dominees gingen voorop”, is de titel van een boek over de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken. Zo is het ook meestal bij kerkscheuringen. In IJsselmuiden ging de Grafhorster dagloner Hendrik Meijer voorop.
Op 4 januari 1835 was Meijer de enige persoon die zich afscheidde van de hervormde gemeente van IJsselmuiden en Grafhorst. En waarschijnlijk ook de eerste in de provincie Overijssel.Meijer wist wel dat ín de hervormde gemeente „het onvervalste Evangelie” werd verkondigd en dat de plaatselijke kerkenraad niet gelukkig was „met de afwijking van de Dordtse traditie”, maar hij voelde zich verantwoordelijk voor de Nederlandse Hervormde Kerk als geheel.
Meijer was „een zeer bevindelijk mens.” Hij moest daarom niets hebben van de preken van Anthony Brummelkamp en verliet „gedurig zuchtend en benauwd” de kerk nadat deze docent van de Theologische School was voorgegaan in de christelijke afgescheiden gemeente aan de Hofstraat in Kampen, die was ontstaan na een breuk met de afgescheiden gemeente die door Hendrik de Cock was geïnstitueerd. Hiermee is direct al aangegeven dat de afgescheidenen op den duur in een veelvoud van kleine gemeenschappen uiteenvielen.
Dit alles is te lezen in een fraaie, ook fraai uitgevoerde, historische studie van dr. Hommo Reenders (overleden in 2009), ”Kerk aan de overkant”, uitgegeven naar aanleiding van het 75-jarig bestaan van de gereformeerde kerk, de gereformeerde kerk vrijgemaakt en de Nederlands gereformeerde kerk, die alle drie afstammen van de in 1929 geïnstitueerde gereformeerde kerk van IJsselmuiden-Grafhorst.
De auteur heeft het niet bij deze drie kerken gelaten, maar geeft ook aandacht aan de hervormde gemeente en aan andere gereformeerde gemeenschappen, zoals de Klumpieskarke aan de Burgwal in Kampen, die in 1891 uiteenviel in een oud gereformeerde gemeente en een overblijvend deel, dat zich in 1913 aansloot bij de Gereformeerde Gemeenten.
Het is intussen duidelijk dat zo niet alleen de gereformeerden van IJsselmuiden en Grafhorst voor het voetlicht komen, maar ook van Kampen, de ‘overkant’ van IJsselmuiden. Veel gekrakeel bleek der gereformeerden lot. Dat bleek zowel bij de afgescheidenen als bij de hervormden; bij de laatsten bijvoorbeeld rondom de ingrijpende afzetting van ds. Johannes Keller in 1931. Dat het boek ontstaan is bij een ‘jubileum’ van drie kerken die dezelfde oorsprong hebben, is ook tekenend.
Bij dit alles ontpopten zich markante personen, die in aparte kaders speciale aandacht krijgen. Zo valt in hervormd IJsselmuiden de naam van ouderling Hendrik Jonker, de vader van de latere Utrechtse hoogleraar.
Geschiedenis laat zich ook aflezen van plaatjes. Daarvan is het boek van Reenders rijkelijk voorzien: een tekening van Grafhorst na de watersnood van 1825, een gravure van de Hervormde Kerk aan het begin van de 19e eeuw, foto’s van predikanten, eerstesteenleggingen, monumenten, de Kamperbrug. En ten slotte is ook aan de foto’s te zien dat de nieuwe tijd aanbreekt, uitlopend op de eerste helft van de jaren tachtig, waarin het gereformeerde kerkelijke leven zich voltrekt „in een plurale gemeente.”
Dan komen ook de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken aan de orde, met mondige gemeenteleden. „Voor velen betekende dit dat zij niet meer aan de leiband wilden en konden lopen van voormannen als Hendrik de Cock of Abraham Kuyper, of uit de voeten konden met theologische opvattingen die het stempel droegen van een heel andere tijd.”
Bij de Afscheiding ging die ene dagloner voorop, bij de latere ontwikkelingen gingen theologen, c.q. dominees voorop. Zowel het eerste als het laatste wordt in deze historische studie helder inzichtelijk gemaakt.
Kerk aan de overkant. Gereformeerden in IJsselmuiden en Grafhorst (1835-1985), Hommo Reenders;uitg. IJsselacademie, Kampen, 2009; ISBN 978 90 6697 203 2; 272 blz.; € 24,95.