Opinie

Rijke traditie van argumenten voor Gods bestaan

Kun je bewijzen dat God bestaat?

5 March 2010 18:53Gewijzigd op 14 November 2020 10:01
Jos de Keijzer
Jos de Keijzer

Bestaat God? Goede vraag? Of misschien niet? Je kunt geen uiteenlopender antwoorden krijgen. Voor de één is het vanzelfsprekend dat God niet bestaat. Voor de ander is het precies andersom. Sterker nog: mag je zo’n vraag wel stellen en kun je als christen wel iets met zo’n vraag (behalve dat het antwoord vanzelfsprekend ja is)?Het is gelijk al wel duidelijk dat mensen normaal gesproken geloven waar ze mee grootgebracht zijn. Als je bijvoorbeeld opgroeit in India, is de kans groot dat je hindoe bent met een pantheïstische (alles is God) levensvisie. In Nederland heb je een toenemende kans agnost te zijn. Daarom lijken argumenten onvermijdelijk. Bestaat God? Jazeker, en wel om de volgende redenen…

„Maar wacht”, zegt een nadenkende christen, „is het menselijk hart niet te zondig en is de schepping niet te verdorven om met argumenten aan te komen?” Theologen hebben hier diep over nagedacht. Sommigen zijn inderdaad erg negatief over de mogelijkheid om ”naar God toe” te redenen, omdat het verstand van de mens aangetast is door de zonde.

Anderen zijn het daar niet mee eens. Ze beroepen zich op Romeinen 1:19-20, waar Paulus duidelijk stelt dat Gods heerlijkheid kenbaar is: „Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn.” Dat biedt ruimte om die naar God verwijzende aspecten in de schepping te verduidelijken, zodat mensen hun standpunt opnieuw gaan overwegen.

Deze visie is altijd een gangbaar standpunt geweest in zowel de rooms-katholieke als de protestantse theologie. De Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga gaat nog een stap verder. Hij stelt dat we om te kunnen functioneren als mens een heleboel basale aannamen doen. We geloven bijvoorbeeld dat onze zintuigen correcte informatie geven en moeten er uiteindelijk maar op vertrouwen dat ons verstand goede conclusies trekt. Nu, het geloof in God is net zo’n basaal iets, zegt Plantinga. Dat hoef je eigenlijk niet te beargumenteren, maar het mag wel.

Genadewerk

„Maar kan dat wel?” vraagt iemand anders. „Als het gaat om argumenten, draait het dan niet te veel om het verstand, zodat het geloof het onderspit delft?” Het is dan belangrijk om te beseffen dat geloof en rede geen tegenstelling vormen. De beroemde uitspraak: „Ik geloof om te begrijpen” (”credo ut intelligam”) van Anselmus van Canterbury (11e eeuw) brengt de twee samen.

Het begrijpen mag op zijn beurt ook leiden tot het geloof. En als dat gebeurt, is dat geen genadewerk van God? De apostelen gebruiken in hun verkondiging altijd argumentatie voorafgaand aan de uitnodiging tot bekering (zie bijvoorbeeld Hand. 2, 3, 13 en 17). Zij zien geloof en verstand niet als tegengesteld aan elkaar. Beide worden door God in genade gegeven aan de mens.

„Maar”, mengt een derde zich in het gesprek, „is het niet godslasterlijk om de vraag te stellen of God wel bestaat? We zouden ons moeten schamen om het bestaan van God zelfs maar ter discussie te stellen.” Daar zit natuurlijk wat in. Als je iets van Gods grootheid bent gaan beseffen, lijkt het welhaast onmogelijk om die vraag op tafel te gooien. Maar hoe willen wij dan anders de mensen in onze seculiere, postchristelijke maatschappij bereiken met het Evangelie? We zullen toch eerst naast hen moeten gaan staan en de vragen stellen die zij tegenkomen op weg naar God. Dat is ook wat Paulus doet in Athene (Hand. 17).

„Alles goed en wel”, werpt de bezwaarde tegen, „maar maken argumenten voor het bestaan van God Hem niet te klein? God is toch veel groter dan ons verstand?” Natuurlijk is God groter. Het is echter niet zo dat Gods bestaan afhankelijk wordt gemaakt van ons denken, maar dat ons verstand zicht mag krijgen op iets van God; een inzicht dat er hopelijk toe zal leiden dat mensen hun verstand, wil en hart onderwerpen aan God. God is oneindig in Zijn bestaan en eigenschappen. De argumenten voor Zijn bestaan kunnen op zijn best een klein beginnetje maken met een ontdekkingstocht die nooit zal eindigen.

Wat voor argumenten zijn dat dan? Sommige argumenten voor Gods bestaan bieden een analogie van (verwijzing naar) God. De grootsheid van een bergketen is een afschaduwing van Gods grootheid, de onmetelijkheid van het heelal verwijst naar de oneindigheid van God. Andere argumenten zijn meer filosofisch van aard. Ze leiden noodzakelijk tot de conclusie dat God moet bestaan. God wordt dus met de argumenten niet kleiner gemaakt. Hij heeft mens en schepping juist zo gemaakt dat ze functioneren als een venster op Zijn grootheid, opdat de mensen „al tastende Hem mogen vinden.”

Samenhangend wereldbeeld

De traditie van argumentatie voor Gods bestaan is een rijke. Ze gaat via Thomas van Aquino (13e eeuw) en de eerder genoemde Anselmus terug op de apologeten van de tweede eeuw, zoals Justinus de Martelaar. Die apologeten verwerkten soms wel erg veel elementen uit het Griekse denken in hun theorieën, maar gaven zo de aanzet tot een christelijke theologie en behoedden het christelijk geloof voor de status van een irrationele esoterische godsdienst. Het is verheugend dat sinds enkele decennia een beweging van christelijke filosofen deze traditie nieuw leven ingeblazen heeft. Deze, met name Amerikaanse, denkers weten met succes aloude en nieuwe argumenten voor het bestaan van God in de academische wereld onder de aandacht te brengen.

De argumenten zijn dan ook van meer betekenis dan dat ze zomaar redenen geven waarom God bestaat. Ze helpen om het christelijke geloof als een samenhangend wereldbeeld te verdedigen. Dat is conform de opdracht gegeven in 1 Petrus 3:15: „Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is.”

Daar gaat het uiteindelijk om als we argumenten geven voor het bestaan van God. Om God erkend te zien door de mensen om ons heen, zodat het geloof in de levende God wortelt in de harten van mensen en ze Hem vervolgens alle eer geven die Hem toekomt.

Jos de Keijzer, masterstudent Christian Thought aan Bethel Seminary in Minnesota (VS) Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl.

Verder lezen over dit onderwerp:
N.L. Geisler en F. Turek, Ik heb te weinig geloof om atheïst te zijn, Amsterdam: Ark Media, 2006.
Tim Keller, In alle redelijkheid. Christelijk geloof voor welwillende sceptici, Franeker: Wever 2008, 141-155 (hoofdstuk 8).
W.J. Ouweneel, De God die is, Vaassen: Uitgeverij Medema, 2005.
W.L. Craig, God is Great, God is Good. Why Believing in God is Reasonable & Responsible, Downers Grove IL: Intervarsity Press, 2009
W.L. Craig, Reasonable Faith. Christian Truth and Apologetics. Wheaton IL: Crossway Books, 2008

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer