Binnenland

„Veroordeling van media is een hype”

Een speciale ombudsman voor de media of een zwaardere Raad voor de Journalistiek; deze maatregelen zijn volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) nodig om de burger een sterkere positie te geven tegenover de media.

Binnenlandredactie
18 March 2003 10:03Gewijzigd op 14 November 2020 00:12

Dat blijkt uit het rapport ”Medialogica, over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek”, dat de RMO maandag in het Haagse Nieuwspoort -het bolwerk van de parlementaire pers- presenteerde aan staatssecretaris C. Ross-van Dorp (Volksgezondheid).

Vroeger berichtten media wat de dag ervoor in het parlement had plaatsgevonden, aldus vice-voorzitter van de RMO, Y. Koster-Droste. Nu is het volgens haar veel meer zo dat het parlement zich laat leiden door wat er maandag in de media speelde. De pers bepaalt de politieke agenda en verslaat het nieuws, maar wie controleert de journalisten eigenlijk, vraagt Koster-Dreese zichzelf af.

„Politiek nieuws moet snel, leuk en simpel zijn”, vindt Koster-Dreese. „De media voorzien in dat soort nieuws en politici doen daaraan mee. Het nieuws richt zich vooral op emoties. Niet argumenten, maar personen staan in de berichtgeving tegenover elkaar”, herhaalt ze een inmiddels klassieke klacht.

De RMO-vice-voorzitter wijt dit vooral aan de zogenoemde medialogica. Dat houdt in dat de mogelijkheden en beperkingen van de media het politieke debat bepalen. Nieuws moet snel naar buiten komen en journalisten hangen de meeste berichten op aan eenvoudige, versimpelde kapstokken. Daarbij komt dat de pers niet gewoon de feiten brengt, maar die in toenemende mate voorziet van een bepaalde duiding. Omdat de media dan ook nog eens allemaal achter elkaar aan lopen op jacht naar primeurs, ontstaan mediahypes.

In het publieke debat, na de presentatie van het rapport, blijkt dat niet alle persvertegenwoordigers de kritiek van de RMO op de media delen. Volkskrant-hoofdredacteur P. Broertjes: „Het is nu bijna een hype om de media in het strafbankje te zetten.” Broertjes is het ook niet eens met de stelling van de Amsterdamse hoogleraar dr. Ph. van Praag, die betoogt dat niet feiten, maar interpretatie het belangrijkste is geworden bij journalisten. „Dat is een vooroordeel dat ik desnoods tot de Hoge Raad toe wil bestrijden”, grapt Broertjes. „De krant laat ook in haar opmaak duidelijk het verschil zien tussen een feitelijk nieuwsbericht en analytische artikelen.”

De oplossing voor meer publieke controle op de media ziet Broertjes in het journalistieke vermogen tot zelfonderzoek. „Na de moord op Fortuyn en de afsluiting van het Srebrenica-dossier is de Volkskrant begonnen met een terugblik. We bekeken hoe wij deze gebeurtenissen hebben verslagen. Bovendien hebben we een ombudsman, waar de lezer kan klagen.”

VVD-kamerlid C. Cornielje vraagt zich openlijk af of er wel wat gebeurt met de adviezen van die ombudsman. „Dat mag onze lezer beoordelen”, antwoordde Broertjes. „Hij hóéft de krant niet te kopen.”

Cornielje vindt dat hij als politicus recht heeft op kritische controle door de media. De politiek moet wat hem betreft daarom kartelvorming in de media voorkomen. Daarmee staat hij tegenover Broertjes, die betoogt dat volgens hem niet de kwaliteit, maar eerder de kwantiteit van de media het probleem is. „Er zijn te veel journalisten op een klein speelveldje. Het lijkt daarom wel pupillenvoetbal”, illustreert de hoofdredacteur zijn visie.

Media maken en breken politici, luidt een breed gedragen conclusie. Een goed voorbeeld daarvan is LPF’er Mat Herben, meent J. Mentens, hoofdredacteur van het radioprogramma Eén op de middag. „Herben is door de pers bekend gemaakt. Hij beloonde hen daarna met een strafkorting.” Mentens refereert met deze opmerking aan de korting van 5 procent op het budget van de publieke omroep, die LPF-leider Herben in de vorige kabinetsformatie bewerkstelligde, omdat hij „nog een appeltje met de publieke omroep had te schillen.”

Trouw-journalist W. Breedveld signaleert een wisselwerking tussen media en politiek, uitmondend in medialogica. Hij herinnert het publiek eraan dat oud-VVD’er H. Dijkstal niet was opgewassen tegen de snelle, simpele beeldcultuur. Diens gewezen voorlichter Cornielje erkent dat zijn toenmalige chef niet in dat klimaat kon opereren. De VVD’er vindt de medialogica geen verrijking van het spel tussen pers en politiek. Hoofdredacteur van het NOS-Journaal H. Laroes erkent daarop ook dat het politieke beroep weliswaar lastiger is dan voorheen, maar omschrijft de ontwikkelingen toch wat positiever: „De taakomschrijving voor politici is uitbundiger geworden.”

Hoewel deskundigen uit de journalistiek, wetenschap, maatschappij en politiek tijdens het debat met elkaar brainstormen, komt er geen allesomvattende oplossing voor controle op de media naar voren. Waar de RMO inzet op zelfreflectie bij de media, journalistieke kritiek op elkaar en overleg tussen pers en publiek, denkt Mentens vooral aan verbetering van de journalistieke opleiding. „De wetenschap moet ophouden ons werk te betuttelen, maar moet er juist eens goed naar kijken. Oude noties als objectiviteit zijn daarbij dringend aan herziening toe. Journalistiek is níet objectief.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer