Gods Wet en ons geweten wijzen de goede weg
Kun je ook zonder het geloof in God weten wat goed is en wat kwaad? De evolutietheorie biedt daar toch ook een verklaring voor?
Wat is het grootste verschil tussen mens en dier? Charles Darwin wist het al: de mens is een moreel wezen. Hij heeft besef van goed en kwaad. Sommige zaken mogen niet, andere moet je gewoonweg doen. Stelen is verkeerd, je oude buurvrouw helpen is goed. Liegen mag niet, je beloften moet je houden.Hoe komen mensen aan dit besef van goed en kwaad? Waar komt de moraal vandaan? Het christelijke geloof geeft hier een duidelijk antwoord op: God heeft een morele orde in de schepping gelegd en de mens geschapen met een geweten. Door middel van Wet en geweten wijst God ons de weg naar onze ware bestemming. Darwin kende dit antwoord, maar wilde ervan af. Hij zocht naar een ander, niet-religieus antwoord. Misschien was de grootste drijfveer achter zijn evolutietheorie wel dat hij van God af wilde.
Volgens Darwin is het besef van goed en kwaad een onderdeel van sociaal gedrag. In de strijd om het bestaan hebben diersoorten die sociaal zijn (samenwerken, voor elkaar zorgen, elkaar helpen) meer kansen om te overleven. Het morele gedrag van de mens is, aldus Darwin, het resultaat van het evolutieproces. Mensen met een besef van goed en kwaad kunnen beter overleven dan soortgenoten die dit besef niet hebben. Wat wij moraal noemen, is de uitkomst van een natuurlijke selectie op hulpvaardigheid. Zo bezien is er ook bij sommige dieren (mieren, bijen, apen) moreel gedrag aanwezig. Het verschil tussen mens en dier is dus eigenlijk niet zo groot.
Bijen
Volgens veel mensen is de vraag waar de moraal vandaan komt, niet belangrijk. „Het maakt niet zo veel uit of we zo geschapen zijn of door evolutie zijn ontstaan. Of je nu gelovig bent of niet, als we het maar eens zijn over wat goed is en wat kwaad! Als we maar allemaal erkennen dat moorden niet mag en we betrouwbaar moeten zijn.” Toch is dat niet waar. Stel je voor dat het antwoord van Darwin klopt. Dan verschuiven er ten minste drie dingen.
- Als Darwin gelijk heeft, is wat wij goed of fout vinden slechts de uitkomst van de toevallige ontwikkeling van de evolutie. Darwin maakt de vergelijking met een bijenkorf. Als bijen zich verder zouden evolueren tot het niveau van de mens, zouden ze het gebod ”Gij zult niet doden” niet erkennen. Hij schrijft: „Indien mensen onder precies dezelfde omstandigheden werden opgevoed als honingbijen, kan er nauwelijks twijfel over bestaan dat onze ongetrouwde wijfjes, zoals de werkbijen, het een heilige plicht zouden vinden om hun broers te doden, en moeders zouden zich inspannen om hun vruchtbare dochters te doden; en niemand zou erover denken om tussenbeide te komen. Niettemin zou de bij, of een ander sociaal dier in ons verondersteld geval, zoals het mij lijkt, enig gevoel verkrijgen van goed en fout, of een geweten.” Als Darwin gelijk heeft, is er geen objectieve standaard op grond waarvan de gruwelen van Hitler kunnen worden veroordeeld.
Plasterk
- Als moraal niet meer is dan een onderdeel van sociaal gedrag, kan iets alleen maar moreel verkeerd zijn als het de relatie tot andere mensen beschadigt. Alles daarbuiten is geen morele kwestie. De evolutiebioloog Frans de Waal stelt dat de gehele moraal kan worden samengevat met twee h’s: ”helping and (not) hurting”, helpen en (niet) beschadigen. Mensen die het huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, of de zichtbaarheid van een blote borst op televisie moreel verwerpelijk vinden, maken een denkfout. Zij beschouwen een culturele gewoonte als een morele kwestie. Maar zulke zaken vallen buiten het terrein van goed en kwaad.
In onze Nederlandse samenleving zie je deze opvatting doorwerken in het debat over homoseksualiteit. Voormalig minister Plasterk vindt dat homoseksuele relaties geen moreel probleem kúnnen zijn, omdat het een kwestie is van persoonlijke geaardheid, niet iets waarmee je anderen schade toebrengt. Als je toch durft te beweren dat homoseksualiteit een moreel vraagstuk is, ben je zelf moreel laakbaar, omdat je anderen discrimineert… Juist hier blijkt het grote verschil met de christelijke visie op moraal. De Bijbel zegt dat gedachten, neigingen en begeerten even erg zijn als zondige daden, ook al doe je er niemand schade mee (Matth. 5:28; Rom. 7:7).
- In de visie van Darwin heeft moraal alleen maar te maken met het hier en nu, niet met het toekomende leven. Dat staat lijnrecht tegenover de christelijke overtuiging dat ieder mens eenmaal rekenschap moet geven van zijn gedachten, woorden en daden. Niet voor niets heeft Czeslaw Milosz, winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, betoogd dat de mens zich van de godsdienst poogt te ontdoen om zo aan een eeuwige straf voor zijn zonden te ontkomen. „Een onvervalst opium van het volk is het geloof dat er na de dood niets meer komt – de enorm troostrijke gedachte dat we voor ons verraad en onze hebzucht, lafheid en moorden niet geoordeeld zullen worden.”
Bestemming
Darwins evolutietheorie heeft een enorme invloed gehad op het westerse denken over goed en kwaad. Relativisme, bandeloosheid en een genotscultuur zijn het resultaat. Het is een visie met een grote zuigkracht op het wellustige in ieder mens. De tegenstelling tussen geloof en evolutie is nergens zo groot als op het terrein van de moraal.
Hoe kun je als christen voorkomen dat je door dit denken wordt besmet? Let dan op twee zaken. Besef ten eerste dat niet de medemens, maar God je beoordeelt op goed en kwaad. Moraal is geen kwestie van sociaal wenselijk gedrag, maar van leven voor Gods aangezicht. En dan wordt alles wat je denkt, zegt en doet van levensbelang.
Ten tweede: God is een goede God. Daarom wil Hij door middel van Zijn wet en ons geweten ons weghalen van het kwaad en brengen tot onze ware bestemming: de liefde (Gal. 5:14). Die bestemming is weer mogelijk door het offer van Christus. Hij schrijft de wet in ons hart en schenkt een goed geweten (1 Tim. 1:5). En dan mag je zingen: „Gun, door het geloof in Christus, krachten om deze Wet te doen uit dankbaarheid.” Dan is de moraal de aardse wegwijzer naar Gods eeuwig Koninkrijk.
Drs. G. A. van den Brink, kandidaat in de Hersteld Hervormde Kerk weerwoord@refdag.nl
Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren?
Verder lezen over dit onderwerp:
- Dinesh D’Souza, Het christendom is zo gek nog niet (Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers 2009), hoofdstuk 20 en 23.
- René van Woudenberg, ‘Evolutionaire verklaringen van moreel gedrag’, in: C. Dekker, R. van Woudenberg & G. van den Brink, Omhoog kijken in platland, Over geloven in de wetenschap (Kampen: Ten Have 2007) blz. 341-360.
- G.A. van den Brink, Er is geen God en Philipse is zijn profeet (Kampen: Kok 2010), hoofdstuk 4.
- Richard Weikart, From Darwin to Hitler – Evolutionary Ethics, Eugenics and Racism in Germany (New York: Palgrave Macmillan 2004).
- Mark D. Linville, ‘The moral argument’, in: William Lane Craig & J.P. Moreland, The Blackwell Companion to Natural Theology (Malden: Blackwell 2009), 391-448.
- Lezing van William Lane Craig: "The Absurdity of Life Without God" (beluister als mp3)