Kerk mag homoseksuele praxis op grond van Bijbel afwijzen
Mag een pastoor de communie weigeren aan een praktiserende homoseksueel? Ja dat mag, zegt prof. mr. Fokko Oldenhuis.
Pastoor Luc Buyens uit Reusel weigerde tijdens de carnavalsmis de communie aan de homoseksuele prins carnaval. Een rooms-katholieke homo uit Cuijk heeft nu aangifte gedaan tegen Buyens wegens discriminatie.Reeds in 1988 heb ik een vergelijkbaar probleem besproken. Het betrof een vrouw die eiste dat de Rooms-Katholieke Kerk haar toeliet tot de opleiding voor het diakenambt. Haar vordering werd afgewezen. Naar mijn oordeel handelde de rechter volkomen juist. Hetzelfde geldt voor een zaak die het COC aanspande tegen kardinaal Simonis. De kwestie rond de pastoor uit Reusel betreft dus oude wijn in nieuwe zakken.
Als vuistregel geldt: een kerk heeft het recht om te handelen volgens haar huisstijl, voor zover die huisstijl in het verlengde ligt van het geloof dat door de kerk en haar leden wordt beleden. Als een lid zich niet langer met de door de kerk beleden geloofsleer kan verenigen, moet die in het uiterste geval de consequentie trekken en de band met de kerk verbreken.
Vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting omvatten ook het verkondigen van een mening of leer die haaks staat op wat door de meerderheid van de samenleving wordt aangehangen. Dat geldt voor de burger, maar niet minder voor de kerk zelf. Dat houdt zelfs niet op als de medeburger door die opvatting wordt gekwetst.
Ik heb op dit punt herhaaldelijk verwezen naar de rechtszaken tegen het echtpaar Goeree. Een opvatting is niet onzorgvuldig omdat wij die opvatting met z’n allen onzorgvuldig vinden.
Naar mijn oordeel halen de media exclusiviteit en intolerantie heel vaak door elkaar. Indien de Bijbelse boodschap door een gelovige wordt opgevat als een boodschap met een exclusieve lading, dan betekent dat dat hij zijn geloofsstandpunt als de enige weg ziet, ook als een ander zich daaraan stoort of stoot. Een dergelijk standpunt dient evenwel niet te worden verward met ”intolerantie”, die zich daarin onderscheidt van ”exclusiviteit”, dat men zijn medemens niet de vrijheid laat om een ander standpunt in te nemen.
Gebrokenheid
Het staat een kerkgenootschap dus vrij om op grond van Bijbel of Koran de homoseksuele praxis af te wijzen. Afwijzing van die praxis zal, zo vermoed ik, er de facto niet snel toe leiden dat iemand van de gang naar communie zal worden uitgesloten; ook een homo of een lesbienne niet. Degene die in deze kwestie aangifte vanwege discriminatie heeft gedaan, werd ondanks zijn homoseksueel-zijn de communie nooit geweigerd; hij is uit overtuiging rooms-katholiek. Die aanpak lijkt me als regel juist.
Een gang naar de communie betekent dat het betrokken kerklid –want daar hebben we het dan over!– zich met zijn hebben en houden het eigendom weet van Jezus Christus. Ik laat in dit bestek –het zij mij bij deze eerste reactie vergeven– de verschillen op dit punt tussen Rome en Reformatie nu maar even voor wat ze zijn.
Mijn persoonlijke opvatting ten aanzien van homoseksualiteit heb ik kort verwoord in een opstel dat ik schreef in een recent gepubliceerde feestbundel voor prof. dr. D. Holwerda, samen met ds. Paul Kurperhoek, predikant van de Nederlands gereformeerde kerk te Groningen. In de kerkelijke gemeenschap waartoe wij beiden behoren, wordt erkend dat binnen de gebrokenheid van het leven homofiele relaties te midden van de veelkleurige plaatselijke kerkelijke gemeenschap een volwaardige plaats hebben, zonder dat daarmee gezegd wil zijn dat een dergelijke leefgemeenschap in alle opzichten op één lijn staat met het huwelijk in de oorspronkelijke betekenis van het woord.
Ik vermoed dat er in de kwestie rond de pastoor uit Reusel –ik zou de feiten exact moeten kennen alvorens een definitief oordeel te vellen– meer aan de hand is dan wat bij het ontvangen van de communie vooropstaat of voorop behoort te staan: het besef dat in de gebrokenheid van dit leven, ongeacht je geaardheid, elk mens het uiteindelijk zal moeten hebben van de door God gegeven genade.
Pastoraal gesprek
Indien prins carnaval met het ter communie gaan primair wilde bereiken dat een leergeschil met zijn kerkgenootschap zou worden opgelost, althans zou worden omgebogen in de door hem voorgestane richting, is dát naar mijn oordeel niet de meest geëigende weg om dat te bereiken en heeft hij zijn afwijzing aan zichzelf te wijten. Zijn vrienden bereiken dat evenmin met het aanspannen van een rechterlijke procedure.
Indien hij, zoals ik hiervoor aangaf, door het ter communie gaan slechts tot uitdrukking heeft willen brengen dat hij zich samen met de andere ”beminde gelovigen” in zijn dagelijks leven afhankelijk wist van Jezus Christus, heeft de kerk –ik ben geneigd te zeggen elke kerk van welke denominatie ook– inderdaad wat uit te leggen. Maar ook in dat geval niet voor het forum van de rechter, maar in een goed pastoraal gesprek.
De auteur is hoogleraar religie en recht aan de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de Nederlands gereformeerde kerk te Groningen.