Premier met een missie, geen crisismanager
In acht jaar versleet hij vier kabinetten. Balkenende is een premier met een missie. Maar een crisismanager is hij niet.
Het had het feestje van het kersverse kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie moeten zijn: het Kamerdebat over de regeringsverklaring, eind februari 2007. Maar de glans was er gelijk al van af. PVV-leider Wilders kreeg alle aandacht met zijn harde aanval op de dubbele paspoorten van de PvdA-staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb. In de televisiejournaals van die avond werd gesproken over het „paspoortendebat.”Volgens commentatoren was dat niet alleen Wilders’ schuld, ook de leider van het nieuwe kabinet, Balkenende, trof blaam. De premier had Wilders krachtig weerwoord kunnen geven, hij had het kunnen opnemen voor zijn bewindslieden. Dat deed hij niet. Hij behandelde de paspoortenkwestie net als de andere dossiers: gelijkmatig, zonder overtuiging.
Het is volgens critici het patroon van zijn premierschap: op belangrijke momenten liet hij het afweten.
In de zomer van 2002 kreeg Nederland een premier die alles wist van het christelijk-sociaal gedachtegoed, maar zonder al te veel bestuurlijke ervaring: de 46-jarige Jan Peter Balkenende, afkomstig uit een gereformeerd synodaal gezin in het Zeeuwse Kapelle-Biezelinge.
In het CDA had een machtsstrijd gewoed tussen fractievoorzitter De Hoop Scheffer en partijvoorzitter Van Rij. Beiden hadden het veld moeten ruimen. En toen was het onbekende Tweede Kamerlid Balkenende naar voren geschoven als fractievoorzitter en lijsttrekker.
Er werd in begintijd gegniffeld om zijn professorale brilletje. En dan dat kapsel. Maar Balkenende groeide na de moord op Fortuyn uit tot een baken van rust in woelige tijden, tot het toonbeeld van betrouwbaarheid. Hij gaf blijk van visie met motto’s als ”eigen verantwoordelijkheid” en een stevige hervormingsagenda op het gebied van sociale zekerheid.
Een leidersfiguur, iemand die zich onvoorwaardelijk geeft voor zijn volk; zo wil Balkenende zelf graag overkomen. Hij citeert regelmatig de vermoorde Amerikaanse president John F. Kennedy. „Vraag niet wat je land voor jou kan doen, maar wat jij voor je land kunt betekenen.”
Maar juist op het punt van het leiderschap kreeg Balkenende veel kritiek. Zijn eerste kabinet van CDA, VVD en LPF ging al na 87 dagen ten onder na ruzie tussen LPF-ministers. Toch kreeg Balkenende de val op zijn bordje: hij had de kemphanen beter uit elkaar moeten houden.
Tijdens de regeerperiode van zijn tweede kabinet, van CDA, VVD en D66, kwam hij maar moeilijk af van het etiket dat hij eigenlijk te licht was voor het premierschap. Bij de moord op Theo van Gogh, in de weken voor het referendum over de Europese Grondwet: Balkenende reageerde te laat of helemaal niet, zo vond de oppositie. De populariteit van zijn kabinet zakte tot een historisch dieptepunt.
Balkenende II kwam ten val door de zogeheten Ayaancrisis: het debat dat VVD-minister Verdonk had aangewakkerd over de nationaliteit van Kamerlid Hirsi Ali. Er kwam een minderheidskabinet van CDA en VVD.
In zijn vierde kabinet leek de premier het imago van een zwakke leider achter zich te hebben gelaten. Maar de commissie-Davids schopte tegen het zere been door onlangs weer te beginnen over Balkenendes vermeende gebrek aan regie. Het besluit om de inval in Irak, in 2003, te steunen zou grotendeels buiten de premier om zijn voorgekookt.
Zo blijft Balkenende de premier die lang niet altijd op het juiste moment aan de touwtjes wist te trekken. Dat hij dikwijls met instabiele coalitiepartners te maken kreeg –LPF, D66, VVD, PvdA– doet er in de beeldvorming vaak niet eens toe.