De lijsten van Eco
Lijsten hebben mensen altijd en overal aangesproken. Een lijst moet grip geven op het onoverzichtelijke leven.
De Italiaanse schrijver Umberto Eco geeft in ”De betovering van lijsten” een overzicht van de vele soorten lijsten, en levert overvloedig bewijs dat de mensheid nog steeds in de ban is van lijsten en opsommingen.Umberto Eco is bekend geworden als schrijver van de historische speurdersroman ”De naam van de roos” (1980). Dat boek biedt heel wat meer dan een spannend verhaal: de hoogleraar vervlecht er op een boeiende manier zijn overvloedige kennis van de middeleeuwen in. En hij voegt geestige verwijzingen toe naar culturele uitingen van nu. Eco houdt blijkbaar niet van beperking.
Behalve romans heeft Eco overzichtswerken gepubliceerd, waarin hij op een belezen en hoogstpersoonlijke manier de lezer of kijker onderdompelt in zijn keuze van kunst en cultuur uit de voorbije eeuwen. ”De betovering van lijsten” is een Ecoboek bij uitstek. De auteur heeft zich hierin helemaal kunnen uitleven in het verzamelen en rubriceren van teksten en afbeeldingen (voornamelijk uit de West-Europese cultuur) die wellicht nooit eerder met elkaar gecombineerd zijn.
Eco heeft zijn rariteitenkabinet ingedeeld in 21 hoofdstukken, met titels als ”Definities op grond van eigenschappen en wezensdefinities” (hoofdstuk 13) en ”De chaotische opsomming” (hoofdstuk 17). In de inleiding op ieder hoofdstuk introduceert Eco de teksten kort, maar hij zegt nauwelijks iets over de afbeeldingen. Soms kon ik zelf een verband aanbrengen tussen teksten en afbeeldingen, of tussen afbeeldingen onderling. Veel vaker lukte dat niet.
Toen ik aan het boek begon, verraste de hoeveelheid illustraties me. Ik had gedacht dat de afbeeldingen in een boek over lijsten puur ter verluchting zouden zijn opgenomen. Maar al snel maak je de gevolgtrekking dat er ook lijsten in beeld zijn, en dat daarin minstens zo veel verscheidenheid is als in de geschreven variant. Neem bijvoorbeeld al die verschillende vogels op een schilderij van Jan Brueghel de Oude (”De lucht”).
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het lezen en bekijken van het boek niet alleen een plezierige uitwerking had. Eco’s taalgebruik is niet eenvoudig, en de teksten die hij citeert zijn niet allemaal toegankelijk.
Wie wil, kan heus van alles leren van het boek. Bijvoorbeeld (in hoofdstuk 12) over de nieuwe trend in verzamelen in de renaissance. Niet langer jaagt men uitsluitend op bijzonderheden uit verre landen en op relieken van heiligen. De belangstelling is anders: nu wereldlijk en wetenschappelijk, en het object ook: het menselijk lichaam, en dan met name de onbekende binnenkant.
Niet alles is even verheffend. François Rabelais noemt tientallen manieren om de billen af te vegen (blz. 262, 264) – voor wie het weten wil. En wie heeft er behoefte aan een waterval van beledigingen (blz. 284)?
Het boek is prachtig uitgegeven, en zeker niet duur. Het weegt ruim een kilo. Nu is het ook niet echt een leesboek. Ik heb –als gewetensvolle recensente– het boek van kaft tot kaft doorgewerkt, maar daar is het niet voor bedoeld. Het steeds op een ander plek openslaan, wat lezen, en je verbazen. Dat is waar het boek toe uitnodigt.
Als Umberto Eco een tekst van de Italiaan Alberto Arbasino typeert (blz. 324), gebruikt hij woorden die ook heel goed op zijn eigen boek toegepast kunnen worden. „Toch gaat het de lezer duizelen en wordt hij bevangen door de hongerige blik van de auteur, die vanuit een soort woordboulimie ook datgene chaotisch maakt wat niet chaotisch is.”
Bij Eco is er sprake van een schijnbare ordening die bij voortdurend doorlezen tot oververzadiging leidt. Overdaad schaadt – de lezer is gewaarschuwd.
De betovering van lijsten. De kunst van het verzamelen, Umberto Eco; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 3513 507 9; 400 blz.; € 35,-.