Jezelf zo snel mogelijk overbodig maken
Een aardschok legt een land in puin. Vervolgens komen tienduizenden hulpverleners het weer opbouwen, allemaal op hun eigen manier. Een ramp na de ramp, noemen sommige cynici dat. Toch is die tweede ‘ramp’ te voorkomen. „We kunnen niet genoeg onderstrepen hoe belangrijk de mensen in het land zélf zijn.”
Hoe verandert de sfeer bij een hulpverleningsorganisatie als het bericht binnenkomt dat er een grote ramp is gebeurd? „Op kantoor zie je plots bij iedereen het besef: hiervoor werken wij”, zegt Rina Molenaar van Woord en Daad. „Alles komt in een andere modus te staan; je komt in een bepaalde flow terecht, waarbij je even alleen gericht bent op die ramp. Het gewone werk staat plots in een ander daglicht.”Ewout Suithoff van ZOA-Vluchtelingenzorg herkent dat. „Op ons kantoor in Apeldoorn is er een kort moment van overleg als het nieuws binnenkomt. Wat kunnen we doen? En hoe? Daarna klinkt er een bel in het kantoor, een oude cafébel. Iedereen verzamelt zich dan, waarop we de situatie toelichten en de voorgenomen besluiten in gebed bij God brengen.”
Op het moment dat die bel klinkt, is het in Nederland 13 januari, halverwege de morgen. De ramp in Haïti is enkele uren oud, over de omvang van de schade en het aantal slachtoffers zijn volstrekt nog geen zinnige uitspraken te doen. Wel is duidelijk dat deze ramp erg is. Heel erg. Beelden van slachtoffers –véél slachtoffers– sijpelen langzaam binnen.
Direct heeft het zogeheten noodhulpcluster onderling contact. Dat cluster van christelijke hulporganisaties bestaat uit Woord en Daad, ZOA, Dorcas, Red een Kind en Tear. Àls het kan, werken de vijf organisaties bij rampen samen. Tear doet ditmaal niet mee met het cluster: de organisatie heeft zich al aangesloten bij de SHO, de Samenwerkende Hulporganisaties. Red een Kind en Dorcas zijn niet actief in Haïti. Blijven over Woord en Daad en ZOA.
Ook de laatste is niet actief in Haïti, maar heeft wel veel ervaring met noodhulp en wat daar allemaal bij komt kijken. De twee besluiten samen op te trekken.
En dan begint de beantwoording van de vraag hoe je zo goed mogelijk hulp kunt bieden in zo ongeveer de slechtst denkbare omstandigheden. Eigen emoties mogen daarbij geen rol spelen. Maar ze uitschakelen? Dat lukt evenmin, is de ervaring van zowel Molenaar als Suithoff. „Wij zitten al lang in Haïti, enkele jaren geleden ben ik zelf nog in het nu getroffen gebied geweest”, zegt Molenaar. „Allerlei mensen die je kent, zijn persoonlijk getroffen. Dat maakt de impact des te groter.”
Suithoff van ZOA wíl niet eens dat zijn persoonlijke gevoelens geen rol meer zouden spelen. „Het is niet zo dat ik direct in huilen uitbarst, maar het is mijn gebed dat ik niet té professioneel word; dat deze dingen me emotioneel zullen blijven raken. God is verdrietig over een ramp als deze, daarvan ben ik overtuigd. Net zoals Hij verdrietig is, mogen wij dat ook zijn.”
Wat doe je het eerst als een toch al lam geslagen land in complete chaos verkeert? „Contact proberen te krijgen met onze partners ter plaatse”, zegt Molenaar direct. Zo’n partner is onder andere Parole et Action, met directeur Eris Labady aan het hoofd. En AMG, van ds. Point du Jour. De partners blijken zelf ook flink getroffen te zijn door de aardbeving. Coördinatie is er nauwelijks. „De partners zijn als vogels die wel willen vliegen, maar één vleugel is verlamd”, zo drukte Woord en Daadhulpverlener Leen Stok de situatie uit.
Nog dezelfde dag wordt het besluit genomen dat Stok, die vele jaren in Haïti werkte, afreist naar het getroffen land. Zijn werk is van grote waarde geweest, merkt Molenaar. „Eris Labady was die eerste dagen alleen maar bezig met mensen naar ziekenhuizen brengen. Hij had gewoon iemand van buiten nodig om weer plannen te kunnen maken. Samen hebben ze de eerste stappen kunnen zetten die nodig waren. We waren als twee broeders bezig met het maken van plannen, zei Leen. Dan wordt glashelder hoe het kan helpen als je iemand stuurt.”
Stok geeft, in overleg met ZOA, ook advies over het verdere vervolg. Dat resulteert in het sturen van vier mensen: een coördinator in de persoon van Kees-Jan Hooglander, waterdeskundige Jos Joosse, medisch coördinator Annet Nellen en binnenkort een verpleegkundige. Bovendien is er sinds deze week een vacature voor de opvolging van Hooglander wanneer die over enkele weken weer terugkomt. Het is de bedoeling dat die nog aan te stellen manager minimaal één jaar ter plaatse blijft.
Over iedere uitzending wordt terdege nagedacht, onderstreept zowel Woord en Daad als ZOA. Suithoff: „Zonder verzoek om expertise zenden wij niemand uit.” Molenaar: „We willen er best heen gaan, maar dat moet wel een duidelijke meerwaarde hebben. We kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat de lokale partners zélf bij het werk betrokken zijn. De Haïtianen waarderen het erg dat we hen niet alleen zien als slachtoffer, maar vooral als uniek schepsel van God met eigen verantwoordelijkheden en eigen mogelijkheden. De vraag is daarom vooral: Hoe maken we onszelf zo snel mogelijk overbodig?”
Dat geldt des te meer nu talloze hulpverleners uit heel veel verschillende landen massaal op Haïti duiken. Elkaar in de weg lopen is een levensgroot probleem. „De interesse voor Haïti is mooi, maar afstemming en coördinatie zijn cruciaal”, weet Suithoff. „Als je een kliniek wilt opbouwen van je geld en het blijkt dat er net een groep Japanners of Amerikanen mee bezig is, dan moet je terug naar de tekentafel en terug naar je achterban. Of had je plannen voor een school, dan is het: Sorry, maar een Finse club heeft deze al opgebouwd.”
Het kost de nodige energie om ook de achterban ervan te doordringen dat het niet werkt om rücksichtslos mensen te sturen, merken Molenaar en Suithoff. De laatste: „Vrijwilligers willen hun beste krachten geven als er zo’n ramp gebeurt. Ze kloppen aan in Apeldoorn en vragen zich af waarom wij niet kunnen toezeggen dat zij maandag op het vliegtuig kunnen stappen. Maar als je één ding niet moet doen, is het wel het sturen van noodhulpteams waar helemaal geen behoefte aan is.”
Bovendien kan de achterban genoeg andere dingen doen, aldus Suithoff. „Ik zeg altijd: Begin nu meteen maar met bidden. En geld geven mag ook altijd.”
Dat geld, dat is een kwestie apart. Hulporganisaties kunnen niet transparant genoeg zijn over de besteding van hun inkomsten, is onder meer de les uit de hulpverlening na de tsunami van 2004. ZOA en Woord en Daad zetten om die reden samen een website op: Samen voor Haïti. Dagelijks wordt het overzicht van inkomsten (al ruim 4,5 miljoen) en bestedingen (nu ruim 2 ton) bijgewerkt.
Het leeuwendeel van het geld is bestemd voor de wederopbouw. Dat is een zaak van lange adem, met soms ook tegenvallers. „Die moet je goed uitleggen aan het publiek”, zegt Suithoff. „In een land als Haïti gaan dingen soms net wat anders dan je zou willen.”
Molenaar wijst op de vuurwerkramp in Enschede. „Hoelang duurde het voordat die wijk weer was opgebouwd? En dat is dan het gestructureerde Nederland. In Haïti komt het regenseizoen eraan. Dat gaat zeker voor vertraging zorgen. Dan werkt het niet als je plannen maakt met een westerse blik.”