Opinie

Scheiding bestuur en toezicht vraagt doordenking

Scholen moeten vanaf 1 augustus bestuur en intern toezicht verplicht scheiden. Schoolbesturen en directies moeten zich bezinnen op de vraag hoe ze dat in hun situatie vorm gaan geven, schrijft Bram Karels.

18 February 2010 11:25Gewijzigd op 14 November 2020 09:54

De Eerste Kamer heeft op 2 februari ingestemd met het wetsvoorstel Goed onderwijs, goed bestuur. De scholen hebben na de invoeringsdatum van 1 augustus 2010 een jaar de tijd om de verplichte scheiding van bestuur en toezicht te implementeren. Wat betekent dit voor schoolbestuurders? En wat wordt de positie van de directeur?Het doel van de wet Goed onderwijs, goed bestuur is dat de overheid slagvaardiger en doelgerichter kan optreden als er sprake is van slecht onderwijs of zwak bestuur. Wat verandert er precies door deze nieuwe Wet?

Een eerste verandering is dat het bestuur scheiding moet aanbrengen tussen besturen en intern toezicht uitvoeren. Een bestuur moet zijn bestuurlijk handelen laten waarderen door anderen binnen de eigen organisatie, ook wel intern toezicht genoemd. Dat kan door een scheiding aan te brengen in functies van degene die bestuurt en degene die toezicht houden op de bestuurders. De scheiding kan ook worden gerealiseerd door het instellen van twee naast elkaar werkende zelfstandige organen, de zogenaamde organieke scheiding: een bestuur en een raad van toezicht.

Een tweede gevolg is dat bestuurders en toezichthouders voldoende kennis in huis moeten hebben om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken en te bevorderen. De resultaten voor rekenen en taal moeten immers aan minimumeisen voldoen.

De overheid gaat scheiding van bestuur en intern toezicht én kwaliteit van de opbrengsten van het onderwijs als een bekostigingsvoorwaarde beschouwen. Dit betekent dat de minister bij bestuurlijk wanbeleid de school kan korten op de bekostiging.

Vrijheid

Ik wil besturen en directeuren aanbevelen om in ieder geval over vier zaken na te denken die verder gaan dan het technisch realiseren van de wet.

  1. De wet maakt het meer dan ooit noodzakelijk om onderwijskundige bestuurskwaliteit in huis te hebben. Duurzame kwaliteitszorg is het terrein van de schoolleiding en het team van onderwijsgevenden. Je mag verwachten dat de directie de professionele gesprekspartner is met de overheid. Maar de inspectie ziet juist het bestuur als aanspreekpunt. Dat vraagt om onderwijskundige bestuurskwaliteit.

  2. De nieuwe wet vraagt om een proactieve houding als het gaat om een concrete invulling van de scheiding tussen bestuur en toezicht. De wet regelt wat er verwacht kan worden, maar niet het hoe. Er blijft een grote mate van vrijheid om een en ander vorm en inhoud te geven. Hoe groot is die vormvrijheid? Die kan zo veel mogelijk aangepast worden aan de mogelijkheden van een vereniging of stichting.

  3. Boeiend wordt de keuze voor de (nieuwe) positie van de directeur bij de invulling van scheiding van bestuur en intern toezicht. De directie krijgt een versterkt mandaat van het bestuur. Hierdoor kan een bestuur meer bestuursverantwoordelijkheden neerleggen bij de directie. En daarmee regel je naar de wet voldoende de scheiding bestuur en intern toezicht.

Een andere mogelijkheid is de directeur op te trekken als bestuurder in het bestuur en het bestuur (gedeeltelijk) om te vormen tot een raad van toezicht. Ook de ledenvergadering of een deel van de leden in een ledenraad kunnen ingezet worden als interne toezichthouders.

Directeurentekort

  1. Er is nog een ontwikkeling die vraagt om alertheid: het komende directeurentekort. Ook op protestant-christelijke en reformatorische scholen voor primair onderwijs. Als er wordt nagedacht over de invulling van de scheiding tussen bestuur en intern toezicht én de positie van de directeur hierin, dan vraagt dit van besturen om een scenario uit te werken als de vacature van directeur langere tijd blijft bestaan. Laten bestuurders daarom met andere bestuurders, directieleden en/of ervaringsdeskundigen in gesprek gaan om tijdig oplossingen te bedenken die het beste werken in de plaatselijke situatie.

Goed bestuur is een randvoorwaarde en geen doel op zich om de kwaliteit van het onderwijs te behouden en te verbeteren. Goed onderwijs door goed besturen. De inrichting van bestuur en intern toezicht vraagt daarom het komende jaar serieuze aandacht.

De auteur is senior onderwijsadviseur bij Driestar Managementadvies.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer