Politiek

„Nietsdoen is geen optie”

De kloof tussen de politiek en de samenleving is onaanvaardbaar groot, zegt prof. drs. J. Wallage. „Politici moeten nieuwe verbindingen met burgers aangaan. De publieks­democratie is nu eenmaal een feit.”

tekst Pieter Jan Dijkman
17 February 2010 14:05Gewijzigd op 14 November 2020 09:53
Wallage. Foto Gerhard van Roon
Wallage. Foto Gerhard van Roon

Nee, hij wil het niet zozeer hebben over de beroemde kloof tussen burgers en politiek, benadrukt Wallage aan het begin van het gesprek. „Die kloof wordt tegenwoordig al bijna overbrugd doordat politici zo’n beetje bij de kiezers op schoot zitten”, glimlacht hij. De voorzitter van de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) heeft het over „de andere kloof”: burgers hebben de afgelopen decennia op veel terreinen in hun leven meer invloed gekregen, maar in de politiek hebben ze hun positie nauwelijks kunnen verstevigen. En dat wringt.De Raad voor het openbaar bestuur publiceerde vanmiddag het rapport ”Vertrouwen op democratie.” Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken nam het eerste exemplaar in ontvangst. De onderzoekers analyseren in het rapport waar het wantrouwen in politici vandaan komt, en zij doen vervolgens aanbevelingen om nieuwe verbindingen tussen de politiek en de netwerksamenleving tot stand te brengen. Want: „Nietsdoen is geen optie.”

Prof. drs. J. Wallage zit in zijn werkkamer in het statige pand van de Raad voor het openbaar bestuur, een gebouw ingeklemd tussen ministeries en op steenworp afstand van het Binnenhof. Af en toe grijpt hij terug op gebeurtenissen uit zijn eigen politieke loopbaan, uit zijn tijd als staatssecretaris (1989-1994), PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer (1994-1998), of burgemeester van Groningen (1998-2009). „Ik heb nog wel eens aan de oude Drees gevraagd hoe dat nu werkte met die geleide loonpolitiek. Hij zei: „Nou, dan belde ik met de voorzitter van de vakbond en dan spraken we af wat de loonruimte voor het volgende jaar was.” Dat is nu toch ondenkbaar.”

U bent bezorgd dat het vertrouwen in de politiek „steeds verder erodeert met negatieve gevolgen voor het functioneren van de democratie.” Waar zijn uw zorgen op gebaseerd?

Uit allerlei onderzoeken blijkt dat het vertrouwen onder burgers in het democratische systeem groot is. Maar het vertrouwen in de dragers van democratie, de politici en de partijen, is de laatste vijf jaar dramatisch gezakt. Ik wil niet spreken van een vertrouwenscrisis, wel van een legitimiteitscrisis: politici en partijen hebben nog maar een beperkt draagvlak onder burgers. Daarmee staan ook de besluiten die politici nemen ter discussie en dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Het vermeende disfunctioneren van partijen en politici kan andere instituties meeslepen in hun val.”

Hoe verklaart u het ontstaan van die legitimiteitscrisis?

„Uit de kloof tussen de horizontale netwerksamenleving en de verticaal, hiërarchisch ingestelde politiek. In de platte samenleving zit de burger achter het stuur; hij heeft invloed, hij is handelings­bekwamer dan ooit, beter opgeleid dan ooit. Vroeger liep hij naar een reisbureau en haalde een vakantiegids op. Nu kruipt hij achter de computer, regelt een vakantie­bestemming en verzamelt informatie over de omgeving.

Intussen worden de verticale instituties, zoals politieke partijen en departementen, nog steeds hiërarchisch aangestuurd. Zij hebben zich niet aangepast aan de veranderende samenleving. Daardoor lukt het de politiek steeds minder goed om de verbinding met burgers te leggen.

De samenleving en de politiek zijn, kortom, uit elkaar gegroeid. Het is een rare wedstrijd geworden: de politieke strijd vindt in het ene stadion plaats en de burger zit in een ander stadion. Burgers zijn helemaal geen deelgenoot meer van het spel dat in de politiek wordt gespeeld.”

De burger kan stemmen: hij kiest zijn politiek vertegenwoordiger.

„Ja, dat kun je daartegen inbrengen. Maar het vervelende is dat die representatieve democratie draait om het idee dat je de politicus een mandaat geeft, en dat die op basis van dat mandaat handelt. Ik denk dat de autonome burger weliswaar richting geeft met zijn stem, maar zijn mandaat in zekere zin bij zich houdt, want de volgende dag wil hij nog steeds zijn eigen opvatting hebben.”

Is wantrouwen per definitie slecht?

„In Groningen is er een oud, flauw grapje. Wat doet een Groninger als hij 100.000 euro wint? Dan gaat hij natellen.” Wallage zegt het met een Gronings accent, knauwend: „Nateln.” „Zo’n kritische geest kan geen kwaad. Maar het algemene gevoel is nu wel heel sterk: die hoge heren in Den Haag doen maar wat, dit gaat niet meer over ons, wat wij vinden doet er niet toe. Dat gevoel kan op termijn schadelijk zijn voor de werking van het democratische systeem.”

Wat kan er gebeuren als vertrouwen „steeds verder erodeert”?

„Ik ben geen doemdenker, maar het is niet ondenkbaar dat we steeds vaker zullen zien wat we bij het rookverbod zien. Kroegeigenaren en cafébezoekers negeren dat verbod: „O, hebben ze dat in Den Haag beslist? De groeten, daar gaan wij zelf over.” Mensen nemen het heft in eigen hand en de zeggingskracht van regels erodeert; handhaving zal dan ook steeds moeilijker worden.”

Wallage noemt het „een lichte vorm van anarchie”, die reacties op het rookverbod. Maar volgens hem hebben politici het aan zichzelf te wijten. „De politiek is productgericht en sterk gefocust op beheersing en controle: er moeten zoveel huizen worden gebouwd, zoveel wijken worden opgeknapt. Wij zeggen: we moeten nieuwe verbindingen met burgers aangaan en net zo veel aandacht hebben voor het proces als voor het product.”

De Rob zoekt de oplossing voor de legitimiteitscrisis langs drie lijnen. In de eerste plaats moet politiek meer bedreven worden vanuit waarden en beginselen. Daarnaast zouden burgers meer invloed op het beleid moeten krijgen. En ten slotte zouden ze invloed moeten hebben op de keuze van hun politieke leiders.

U hecht sterk aan beginselpolitiek. Is populisme een gevaar voor het vertrouwen in democratie?

„Je kunt objectief vaststellen dat veel partijen denken: „Als je die emotie maar serieus neemt en als je als roeptoeter van de publieke ruimte functioneert, dan lijkt het alsof je dicht bij burgers staat.” Maar de verbinding die wij zoeken is van heel andere aard.

Een kerstboom bestaat uit een stam, met takken, en daar hangen ballen aan. De Nederlandse politiek beperkt zich voor het overgrote deel tot het debat over de kerstboomballen. Het debat moet meer over de takken en vooral over die stam gaan. Burgers hebben behoefte aan een richting­gevend verhaal.

Wilders’ succes is te verklaren uit het feit dat hij niet alleen maar malle programmapunten heeft, maar dat hij die koppelt aan een paar serieuze uitgangspunten en aan een groot verhaal. Hij bedrijft tenminste politiek vanuit zijn waarden, wat je verder ook van die waarden vindt.”

Burgers zouden meer inspraak moeten krijgen. Waarom wordt die binding met burgers met middelen zoals een referendum versterkt?

„Inspraak is niet het goede woord. In het verleden hebben politici het juist te vaak alleen maar gezocht in inspraakachtige zaken. Voor veel politici en topambtenaren is de burger een hobbel die moet worden genomen om een plan uit te kunnen voeren. Het gaat ons om een serieuze, inhoudelijke dialoog met burgers.

Er is nu een harde politieke strijd gaande over de vraag of we wel of niet in Afghanistan moeten blijven, typisch een debat op de vierkante centimeter in Den Haag. Maar het gaat over leven en dood, over jongens en meisjes die in een kist terug kunnen komen. Op geen enkele manier organiseert de regering een maatschappelijke dialoog over dat onderwerp. Ze huurt geen zaaltje, ze maakt geen site; ze gaat volledig op in haar eigen spel.

In ons model zou er op tien plekken in het land een serieus debat worden georganiseerd. Het is zo belangrijk dat burgers betrokken zijn bij dit soort belangrijke kwesties. Nog steeds is het dan aan de regeringspartijen om een besluit te nemen. Maar dan heb je intussen wel duizenden mensen geraakt en inzicht gegeven in de moeilijke afwegingen.”

Uw voorstellen zijn al wel vaker bepleit. Zal de Tweede Kamer iets met uw rapport doen?

„Aholdtopman Moberg kreeg ooit iets van 10 miljoen aan salaris. Totdat de gemiddelde klant van Albert Heijn dacht: „Hier ga ik niet aan meewerken.” De klanten stemden met hun voeten. Toen moest Ahold wel de verbinding leggen met klanten die wegbleven. Het eind van het liedje was dat Moberg salarisverlaging kreeg. Dat kun je wegzetten als een pr-stunt. Maar ik weet zeker dat het voor de Aholdtop veel meer was dan dat. Het was een existentiële vraag: heeft Ahold nog bestaansrecht? Ik hoop dat de Kamer dit rapport net zo serieus neemt.”


Aanbevelingen

Partijen moeten politiek bedrijven vanuit hun waarden:

  • Introductie donateurschap geeft nieuwe partijgangers meer invloed op cruciale keuzes van partij.

  • Meer beginselen, minder beleidsprogramma’s.

  • Invloed van burgers op beleid en besluitvorming aanzienlijk vergroten:

  • Organiseer vaker referenda.

  • Meer invloed op keuze van politieke leiders:

  • Gekozen burgemeester.

  • Voorkeurstemmen zwaarder laten wegen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer