Politiek

Burgerschap als medicijn

Burgerschap is hip. Het is het nieuwste medicijn om maatschappelijke problemen te lijf te gaan. Op initiatief van de ChristenUnie kwam er zelfs een afspraak over een Handvest van verantwoordelijk burgerschap in het regeerakkoord. Maar minister Ter Horst twijfelt. En zelfs binnen de CU is er scepsis. Waar blijft dat handvest?

Pieter Jan Dijkman
16 February 2010 09:23Gewijzigd op 14 November 2020 09:52

Het was geen opgewekt verhaal, de Kersttoespraak van koningin Beatrix op eerste kerstdag. „Onze samenleving wordt steeds individualistischer”, luidde haar boodschap. „Persoonlijke vrijheid is los komen te staan van verbondenheid met de gemeenschap.” En al die virtuele ontmoetingen maken het er niet beter op. Burgers zitten maar schuil te gaan achter die schermpjes. „Tegenwoordig zijn zelfs buren soms vreemden. Je spreekt elkaar zonder gesprek, je kijkt naar elkaar zonder de ander te zien.”Het medicijn tegen die individualisering? Actief burgerschap, zeggen beleidsmakers. Burgerschap, dat is immers: goed met je buren omgaan, vragen of je iets voor die zieke buurman kunt doen, je troep opruimen, vrijwilligerswerk.

Burgerschap is tegenwoordig hip. Tussen 2000 en 2007 vervijfvoudigde het gebruik van het begrip ”burgerschap” in de media en in de Tweede Kamer. Scholen zijn sinds een paar jaar verplicht om les te geven in burgerschapsvorming, gemeentebesturen schrijven beleidsnota’s over burgerschap, ministeries houden zich bezig met „actief burgerschap.”

„Meer burgerschap zou een antwoord moeten geven op maatschappelijke problemen”, zegt prof. dr. E. H. Tonkens, sinds 2005 bijzonder hoogleraar Actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. De behoefte aan iets als burgerschap is volgens haar ontstaan door drie ontwikkelingen.

„In de eerste plaats door globalisering. Mensen en organisaties verplaatsen zich steeds meer over de wereld. Het ontstaan van de multiculturele samenleving en de verdwijning van de nationale gemeenschap hebben de vraag opgeworpen: wat is de gemeenschap waar wij als natie toe behoren? Het antwoord weten we meestal niet zo goed. Dat blijkt wel in de debatten over integratie en migratie.

Daarnaast speelt individualisering een belangrijke rol. De emancipatie van individuen uit vanzelfsprekende verbanden als buurt, kerk en gezin roept de vraag op tot welke gemeenschappen individuen willen behoren en hoe deze onderhouden kunnen worden. Hoe solidair zijn we met elkaar, hoe betrokken voelen we ons nog?

Een derde ontwikkeling is de democratisering, of eigenlijk het gevoelde gebrek daaraan. Mensen voelen zich nog onvoldoende gerepresenteerd door politieke instituties, en ze stellen zich onder invloed van de vermarkting van de samenleving vaker als klant dan als burger op. Er is sprake van een groot wantrouwen. Politici dienen alleen maar hun eigen belang, zo is vaak de gedachte.”

Deze ontwikkelingen zijn niet nieuw, erkent Tonkens. „Maar ze zijn de laatste jaren wel meer dan ooit bediscussieerd. Volgens veel beleidsmakers zou meer burgerschap de oplossing zijn voor het gebrek aan betrokkenheid, voor etnische spanningen en voor consumentisme.”

Ook het kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie is enthousiast over burgerschap. Er komt een zogenaamd Handvest van verantwoordelijk burgerschap, zo spraken de drie partijen in hun regeerakkoord af. De achterliggende gedachte: in de Grondwet zijn wel de rechten van burgers verankerd, maar niet de plichten. Het vastleggen van die burgerplichten zou de sociale samenhang kunnen verbeteren.

Maar minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken (PvdA), de verantwoordelijke bewindspersoon, twijfelt of dat handvest er nog wel moet komen. Een woordvoerder laat weten dat ze het eerst nog eens met de Tweede Kamer wil bespreken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken organiseerde eind vorig jaar een reeks provinciale debatbijeenkomsten over burgerschap. Daaruit bleek dat een groot deel van deelnemers helemaal niet zit te wachten op een handvest. Te betuttelend, te paternalistisch, luidde het oordeel. „Handvest burgerschap? Handvest socialistische dictatuur, zal de minister bedoelen”, heette het op de website GeenStijl.

Vorig jaar gaf minister Ter Horst het startschot voor de campagne Denk vooruit, die Nederlanders moest wijzen op hun verantwoordelijkheid bij rampen of aanslagen. Ter Horst presenteerde in het Nationaal Crisiscentrum in Den Haag de inhoud van een noodpakket: watervaste lucifers, warmhoudfolie, een plastic fluitje. „Altijd handig, toch?” Ze moest er zelf om lachen. De campagne werd geen succes. Niemand wilde zo’n noodtrommeltje.

Ja, Ter Horst vindt burgerschap belangrijk. Maar een handvest? In de beeldvorming kan het, net als het noodpakket, al snel overkomen als overheidsbetutteling. De bewindsvrouw zou daarvoor willen passen.

Niet alleen Ter Horst is sceptisch, ook uit de kring van de ChristenUnie klinkt kritiek. G. J. Schutte, van 1981 tot 2001 GPV-Tweede Kamerlid en partijleider, heeft nooit veel heil gezien in een Handvest van verantwoordelijk burgerschap. Hij heeft vooral bezwaren tegen de relatie met de grondrechten.

„De rechten in de Grondwet zijn fundamentele vrijheden van burgers; overheden moeten deze rechten erkennen en respecteren. Nu wordt er gezegd dat die grondrechten, en de spiegelbeeldige burgerplichten in het handvest, vooral de relaties tussen burgers onderling betreffen. Maar daar moet je wat mij betreft heel voorzichtig mee zijn. De grondrechten zijn verticaal bedoeld: ze gaan over de relatie tussen overheid en burgers.”

Schutte noemt de voorbeelden van het SGP-vrouwenlidmaatschap en het toelatingsbeleid van christelijke scholen. „Voor de overheid zijn alle burgers gelijk. Maar burgers mogen hun medeburgers wel met onderscheid behandelen. De SGP moet de vrijheid hebben om vrouwen te kunnen weren. Christelijke scholen mogen kinderen van niet-christelijke ouders weigeren.”

Nee, natuurlijk is Schutte niet tegen discussies over burgerschap en moraal. „Ik heb niets met pleidooien voor een neutrale overheid. Waarden en normen behoren op de agenda van de overheid. Maar ik wil niet verwezen worden naar een overheidshandvest om te weten hoe ik me in de omgang met andere burgers moet gedragen.” Schutte ziet meer iets in lokale initiatieven. „Gouda heeft tien gouden stadsregels opgesteld. Dat is uitstekend; concrete problemen als overlast worden bij de wortel aangepakt. En dan hoef je geen relatie met de grondrechten te leggen.”

Een meerderheid van de Tweede Kamer blijft vooralsnog vasthouden aan het Handvest van verantwoordelijk burgerschap. PvdA-Kamerlid Heijnen hecht zeer aan burgerschap. Hij vindt het een belangrijke waarde, belangrijker zelfs dan solidariteit, een sleutelbegrip in PvdA-kringen. „Sociaaldemocratie veronderstelt betrokken burgers, en dat veronderstelt burgerschap. In die zin vind ik burgerschap een relevanter begrip dan solidariteit.”

Heijnen vindt dat de overheid er nog wel een tandje bij kan doen: „Meer burgerschap graag.” Hij wijst op de burgerschapskalender aan de wand van zijn werkkamer op het Binnenhof. Ter Horst gaf de kalender vorig jaar uit. Heijnen: „Een burgerschapskalender is prima. Maar ik heb liever een brede burgerschapsagenda. Van Sociale Zaken tot Binnenlandse Zaken, zo veel mogelijk departementen moeten burgerschap hoog op de agenda zetten. Wat ze kunnen doen? Onderwijs moet burgerschapsvorming op scholen bevorderen, Volksgezondheid kan mantelzorg propageren.”

Hoogleraar Tonkens, die tussen 2002 en 2005 Tweede Kamerlid voor GroenLinks was, vindt het „jammer” dat minister Ter Horst niet meer voelt voor het handvest. „Het is niet verkeerd om in deze verwarrende tijden te zeggen: wat zijn nu de gemeenschappen waar we toe willen behoren en wat betekent dat voor onze rechten en plichten?”

Het argument van overheidsbetutteling en paternalisme vindt ze „deel van het probleem.” „We willen wel heel graag onze mening uiten, maar we zitten niet op de mening van een ander te wachten, en al helemaal niet op die van de overheid. Waarom zou de overheid niet een visie op burgerschap mogen uitdragen? Alsof die visie meteen dwingend zou zijn.”

Een handvest is „slechts een instrument”, erkent PvdA’er Heijnen. „Maar ik zou het uitermate teleurstellend vinden als Ter Horst alleen zegt: Er komt geen handvest. Wat dan wel, zal mijn vraag zijn.”


Handvest burgerschap uit koker ChristenUnie

CDA, PvdA en ChristenUnie hebben in hun regeerakkoord afgesproken dat er een Handvest van verantwoordelijk burgerschap komt. De achterliggende gedachte: in de Grondwet zijn wel de rechten van burgers verankerd, maar niet de plichten. Het vastleggen van burgerplichten zou de sociale samenhang kunnen verbeteren.

Geestelijk vader van het handvest is prof. dr. ir. E. Schuurman, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Eerste Kamer. Ooit had hij het al eens voorgelegd aan voormalig premier Kok. Zonder succes. In 2005 publiceerde hij met ChristenUnieleider Rouvoet een pleidooi voor het handvest. „De politiek is gehouden tot adequaat en beslist optreden om de maatschappelijke onvrede en verwarring in onze samenleving weg te nemen. Dat vereist vertrouwenwekkend beleid en concrete maatregelen. Versterking van het besef dat burgerrechten met burgerplichten samengaan, kan daaraan een goede bijdrage leveren.”

Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken voelt inmiddels niet veel meer voor het handvest. Uit een reeks debatten bleek dat burgers geen behoefte hebben aan een handvest. Bovendien is ze bang dat het al snel het stempel van overheidsbetutteling krijgt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer