Rode en gele en paarse bloemen
Onlangs was ik te gast in een migrantengemeente waar de predikant de mensen vergeleek met bakstenen. „Uit duizend stenen wordt één huis gebouwd. Zo wordt ook de gemeente gebouwd uit haar leden.”
De dominee preekte over Efeze 4:4-7. Thema was de spirituele eenheid onder christenen. Eenheid, zo legde hij de teksten uit, betekent dat je geduldig bent tegenover je medebroeders en -zusters. Dat je zachtmoedig bent, altijd bereid een ander te vergeven – en dat is nodig, want waar mensen zijn, wordt geruzied.Opvallend was dat mijn dominee het nergens had over ”kerkgenootschappen” of ”kerkverbanden”. Hij richtte zich direct tot de gemeenteleden. Hij sprak over hún gedrag en hún liefde. Van enige droefheid over ”kerkelijke verdeeldheid” geen spoor. Toen rees bij mij de vraag: Is die zo bejammerde ”schrijnende” verdeeldheid eigenlijk wel een probleem?
Een fris geluid beluisterde ik bij prof. James Kennedy. In een interview met Terdege (3 februari, nr. 9) legt hij de vinger bij een „typisch Nederlandse gedachte.” En dat is de idee dat kerkgenootschappen één zouden moeten zijn om als één stem naar buiten te kunnen treden. „Orthodoxe protestanten in Nederland hebben de eenheid van de kerk gedefinieerd op een wijze die het oplossen van de verdeeldheid onmogelijk maakt. Ze suggereren dat we terug moeten naar één grote vaderlandse kerk, waar alle neuzen dezelfde kant op staan. Als je dat tot maatstaf maakt, is eenheid een illusie.”
Vanuit zijn Amerikaanse achtergrond bepleit Kennedy een „bredere definitie” van eenheid. Het is een definitie waarin de verdeeldheid van de kerken geen probleem is, zolang ze op de essentiële punten hetzelfde geluid laten horen, „als een harmonieus concert met verschillende instrumenten.” Kennedy noemt het een „misvatting” dat je eerst institutaire eenheid moet hebben voordat je op een goede manier naar buiten kunt treden. „Begin met gemeenschappelijke daden en als gevolg daarvan ontstaat vanzelf een toenemend besef van eenheid.”
Mijn dominee –zijn vrouw en twee kinderen verblijven in Uganda– stond achter een grote houten tafel, met een vaasje gele en rode tulpen erop. Zo’n tafel, zei hij, kan ik nooit alleen optillen. Het lukt slechts met hulp van anderen. En die anderen zijn man of vrouw, blank of zwart, Afrikaan of Europeaan, Hutu of Tutsi, dat maakt niet uit. In Jezus Christus zijn ze één.
Geïnspireerd door de uit Amerika afkomstige Kennedy en deze Afrikaanse predikant vroeg ik me af of je de kerkelijke (in de zin van institutaire) verdeeldheid ook kunt zien als veelkleurigheid, als pluriformiteit, meerstemmigheid. Als, zoals de achttiende-eeuwse graaf Nikolaus von Zinzendorf het zei, een tuin met gele en rode en paarse bloemen. Zo bezien heeft ‘verdeeldheid’ meer te maken met de schepping dan met de zondeval.
De kerkleraar Cyprianus stelde in een nog verder verleden: „Uit één bron ontspringen verschillende rivieren, wat echter niet verhindert dat de eenheid van de bron blijft. Als men de stralen van de zon zou scheiden, blijft de eenheid van de lichtbron.”
Het romantische (typisch Nederlandse?) streven naar een gezamenlijk kerkverband lijkt dan ook een zinloze bezigheid. Het feit dat er verschillende kerken bestaan moet je niet willen veranderen.
Problemen ontstaan slechts daar waar christenen van diverse kleur elkaar afkatten, de maat nemen en uitsluiten. En dat gebeurt net zo vaak binnen één genootschap als tussen de genootschappen onderling.
Beter twee kerken en onderlinge vrede, dan ruzie in één gemeente.
Jan-Kees Karelsreageren naar scribent? beeldenstorm@refdag.nl