Dwarsligger Barth
Karl Barth is een lastig theoloog, iemand die van nature een dwarsligger is, zegt de Leidse theoloog dr. Eginhard Meijering.
Barth (1886-1968) is in brede kring ook een omstreden theoloog. Voor de rechterflank geldt hij als een modernistische wolf in schaapsklederen, voor de linkerkant is hij te orthodox, onder meer door zijn belijdenis van de Drie-eenheid en de lichamelijke opstanding van Christus. Dat typeert Barth: hij theologiseert in de traditie van de klassieke theologie, maar interpreteert die op een geheel nieuwe wijze.Meijering beschrijft in een toegankelijke monografie de theologie van Barth aan de hand van zijn Kirchliche Dogmatik (KD), zijn onvoltooid gebleven magnum opus van 9000 bladzijden. Barth streeft een theologie na die de tegenstelling tussen orthodox en liberaal te boven wil komen. Hij breekt met de liberale theologie in zijn tijd en kiest als startpunt de soevereine openbaring van God. God is de vrije Heer over alle werkelijkheid. Wezen en openbaring van God vallen samen. God is in zichzelf niets anders dan Hij Zich aan ons openbaart en deze openbaring geschiedt uit vrije genade. Steeds valt bij Barth de nadruk op de vrijheid van Gods liefde.
Barth weigert zich te laten leiden door de historisch-kritische vraag of Jezus Zichzelf beschouwd heeft als het vleesgeworden Woord. Barth baseert zich op de getuigenissen van de apostelen en beschouwt de historische Jezus als irrelevant. „Noch echte liberalen noch echte orthodoxen kunnen hem hierin volgen”, aldus Meijering. Barth ontzegt ook de historisch-kritische Bijbelwetenschap het recht om te oordelen over de feitelijkheid van de opstanding, omdat dit een zaak van geloof is.
Maar anderzijds weigert hij orthodox te zijn. Zo zoekt Barth ook niet zijn zekerheid in het gezag van de Bijbel, maar in de levende God Die Zich in Jezus Christus openbaart. Onfeilbaar is alleen God, niet de Bijbel. De kerk kan niet bewijzen dat God door en in de Bijbel heeft gesproken, maar ze kan er wel van getuigen dat God door en in de Bijbel spréékt.
Dat dubbelzinnige blijkt ook op het punt van de verkiezing. Barth stelt dat bij het wezen van God hoort dat Hij een verkiezende God is. In de verkiezing neemt God allereerst een besluit over Zichzelf, namelijk dat Hij een God van mensen wil zijn. Deze vrije liefde beoogt dat de mens in het verbond Gods partner wordt. De schepping is aangelegd op het doel van het verbond, namelijk de menswording van Jezus Christus.
Barth geloofde niet in een historische zondeval, maar stelt dat de incarnatie (de menswording van Christus) er ook zonder de zonde zou zijn geweest. De christelijke gemeente is voor Barth de representant van de hele mensheid. Meijering: „Wat voor de christenen geldt, is voor alle mensen bedoeld, al weten ze dit nog niet.”
Meijering beschrijft uitvoerig de context van Barths theologie ten tijde van het nazisme en (later) het communisme. Zijn theologie heeft een politieke spits in het ontmaskeren van de afgoden en ideologieën van zijn tijd, pleitend voor de vrijheid van de kerk en het primaat van de theologie. Tegelijkertijd zwijgt Barth op cruciale momenten omdat hij zich niet politiek wil vastleggen.
Barth blijft een moeilijk te plaatsen theoloog. Meijering zegt dat menige ketterij in zijn dogmatiek een plaats heeft gekregen, anderzijds maakte zijn verwerking van het vroegkerkelijk dogma hem voor sommigen tot een ”vader der orthodoxie”.
Barth is zonder meer een gigant in de theologie, getuige zijn denk- en schrijfkracht, maar mijn reserves ten aanzien van de grondtoon van zijn theologie zijn niet minder geworden. Het feit dat hij aansluit bij de klassieke traditie is echter een verademing vergeleken met een moderne theologie die meedeint op de mode van alledag. Met Barth is de theologie nog zeker niet klaar.
Karl Barth. Theoloog in de wereld, Eginhard Meijering;uitg. Kok, Kampen, 2009; ISBN 978 90 435 1702 7; 224 blz.; € 24,50.