Ideale docent
Leerlingen presteren beter bij gezaghebbende docenten. Maar docenten met een tolerante stijl zorgen voor betere motivatie. De ideale docent heeft dus wat van beide. Dat blijkt uit 25 jaar onderzoek.
In Didaktief (december 2009) wijdt Perry den Brok onder de titel ”De ideale docent is tolerant en gezaghebbend” een artikel aan interpersoonlijk docentgedrag. Theo Wubbels en Hans Créton ontwikkelden 25 jaar geleden de ”Vragenlijst interpersoonlijk leraarsgedrag”, die niet meer weg te denken is uit het onderwijs. Inmiddels zijn wereldwijd meer dan 150 wetenschappelijke onderzoeken met dit instrument uitgevoerd. Dat betekent dat we veel te weten zijn gekomen over docenten.Het model voor interpersoonlijk leraarsgedrag bestaat uit acht typen die geconstrueerd zijn met behulp van twee dimensies: macht en nabijheid. De mate waarin een leraar macht ofwel invloed uitoefent op zijn leerlingen vormt de ene dimensie (veel tegenover weinig macht). De mate waarin een leraar vriendelijk, helpend, ofwel nabij is, bepaalt de tweede.
Er is onderzoek gedaan naar de mate waarin deze typen in Nederland voorkomen. Het Nederlandse docentenkorps blijkt als volgt te zijn samengesteld: 20 procent directief, 18 procent gezaghebbend, 12 tolerant en gezaghebbend, 19 tolerant, 10 onzeker tolerant, 8 onzeker en agressief, 4 autoritair en 10 procent moeizaam dominerend.
Onderzoek wijst uit dat het interpersoonlijk gedrag van een docent grote invloed heeft op de motivatie en de prestaties van leerlingen. Als docenten meer streng/leidend worden gevonden, zijn over het algemeen de prestaties van leerlingen hoger. Als docenten meer helpend, vriendelijk en begrijpend worden gevonden, is de motivatie vaak hoger. De kunst lijkt hem dus te zitten in het combineren van de juiste hoeveelheid leidend en samen.
Het tolerant-gezaghebbende profiel is dan ook het meest gunstige profiel voor goede resultaten. Dat is ook het profiel dat door de meeste docenten en leerlingen wordt gekozen als de ideale docent.
Hoe kom je aan goede leraren? In Nederland is de eerste lichting academische talenten van het ”Eerst de klas”-programma klaar om hun leerlingen inspirerend leiderschap te bieden.
Contrast (januari 2010) laat in het artikel ”Goed voor de carrière en goed voor de achterstandsschool”, zien dat het initiatief van de Nederlandse overheid stoelt op een aanpak in het Verenigd Koninkrijk. Een recent onderwijsrapport daar concludeert dat leerachterstanden op te lossen zijn door het bieden van goed onderwijs, gegeven door uitstekende leraren.
Daarom is een tweejarig programma ontwikkeld met de naam Teach First. Het programma zorgt ervoor dat getalenteerde afgestudeerden na een stoomcursus voor de klas worden gezet in het achterstandsonderwijs. In het eerste jaar behalen ze een lesbevoegdheid. Na twee jaar staat het hun vrij om door te gaan in het onderwijs of te kiezen voor een andere loopbaan. Het blijkt dat op deze wijze getalenteerden worden aangetrokken die anders nooit voor het onderwijs gekozen zouden hebben.
De kern van het succes van het programma zit in een strenge selectie met nadruk op talent, maatschappelijke verantwoordelijkheid en persoonlijke uitdaging. Verder blijkt de hoge kwaliteit van de aanvankelijke korte training van belang. En de continue begeleiding gedurende het hele programma. Teach Firstleraren worden volledig in het diepe gegooid, maar ze leren snel genoeg hoe ze zich staande moeten houden. Teach First heeft laten zien dat leren door te doen prima werkt bij jonge leraren. Het heeft het imago van het leraarschap in Engeland sterk verbeterd.
J. Luttenberg en anderen, werkzaam aan de Radboud Universiteit Nijmegen, schrijven in Pedagogische Studiën (2009, nummer 6) over de manier waarop docenten met vernieuwingen in het onderwijs omgaan. De titel van hun artikel luidt ”Zoeken naar samenhang”.
Vaak wordt de manier waarop leraren met vernieuwing omgaan begrepen in termen van meewerken of weerstand bieden. In dit artikel wordt op grond van onderzoek geconcludeerd dat de aanpassing meer nuances kent. Doel is meer inzicht te krijgen in de manier waarop docenten hun eigen referentiekaders afstemmen op die van de vernieuwingen.
Vier vormen van afstemming worden onderscheiden: assimileren, accommoderen, tolereren en distantiëren. Wanneer docenten met vernieuwingen in hun school worden geconfronteerd, zet dat aan tot betekenisafstemming. Aangezien elke docent verschillend is, resulteert dit in verschillende vormen van afstemming.
De onderzoekers bepleiten om bij het evalueren van vernieuwingen in het onderwijs meer de rol van de leraren te betrekken. Plannen voor vernieuwing van onderwijs zouden moeten worden beschouwd als voorstellen, die in uitvoering met de docenten verder ingevuld gaan worden. Vernieuwing en continuïteit kunnen zo worden geborgd.
Drs. M. Burggraaf is voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede.
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl