Catechese
Het redactioneel commentaar Crisis in de catechese (RD 30-1) was niet om vrolijk van te worden. Na een objectieve beschrijving van de huidige situatie omtrent de catechese, die op zich al niet opwekkend is, wordt in de laatste alinea aan de jeugd wel een dienst bewezen, maar zeker geen goede.
Door zo nadrukkelijk de aandacht te vestigen op de hoedanigheden van de catecheet, wat jammer genoeg tegenwoordig meer gebeurt, wordt de jeugd als het ware op voorhand een verontschuldiging aangereikt –naar ik graag wil aannemen onbedoeld– om aan de door de (in hun ogen, laten we het maar onomwonden zeggen) onbekeerde catecheet uiteengezette waarheid en de daaraan verbonden vermaning niet veel waarde te hechten.Nu zal niemand tegenspreken dat het aangegeven onderscheid wel degelijk verschil maakt, maar aan de voorgestelde waarheid op zich doet het niets af of toe. De hoorder is verantwoordelijk voor wat hij of zij daarmee doet.
Bovendien, de Heilige Geest heeft in het verleden wel een begrafenistoespraak van een vrijzinnige predikant willen gebruiken om iemand te bekeren.
Was het niet Calvijn die zei: „U moet mij niet geloven omdat ik het zeg, maar omdat het de waarheid van Gods Woord is.” En omdat ze de waarheid onderzochten, werden de gemeenteleden van Berea geacht edeler te zijn dan die in Thessalonica (Hand. 17:11), en niet omdat ze Paulus zo’n goed bekeerde man vonden.
J. Koutstaal jr.
Corn. Smitstraat 15
2951 AB Albasserdam
De kranten staan bol van de artikelen over het toezichthouderschap van De Nederlandsche Bank (DNB). Ook deze krant besteedt hier terecht (RD 2-2 e.v.) ruime aandacht aan. Vanuit een lange ervaring –ik heb van mijn 17e tot mijn 49e in het bankwezen gewerkt, de laatste twintig jaar op verantwoordelijke posten– durf ik te stellen dat men bankdirecteur Nout Wellink niet te veel persoonlijk moet toerekenen. Gebrekkig toezicht door DNB is kennelijk structureel.
Vele jaren geleden ging het bankiershuis Teixeira de Mattos failliet. Het was in de banksector lang van tevoren bekend dat er een faillissement dreigde. DNB deed niets.
Het debacle met Slavenburg is korter geleden. Maar iedereen zag het aankomen. Op haar verzoek heb ik een onderhoud gehad met de hoofddirectie van Slavenburg, enkele maanden voordat het doek viel. Men deed mij schitterende aanbiedingen als ik zou willen helpen het vertrouwen in die bank te herstellen. Ik heb dat geweigerd: het was toen reeds een zinkend schip. Opnieuw deed DNB niets.
Van recenter datum zijn Van der Moolen en DSB te noemen. Het verhaal wordt eentonig: geen actie van DNB.
Zou het niet beter zijn DNB in te delen bij het ministerie van Financiën in Den Haag, onze feitelijke hoofdstad? Dan kunnen prestigeoverwegingen geen rol meer spelen en kan het toezicht metterdaad gaan functioneren.
F. van Holten
Prinsessenpark 16
3331 GZ Zwijndrecht
Zonder een pleidooi te doen voor laaggeletterdheid moet mij toch van het hart dat er in het artikel onder het kopje ”Tobben met taal” (RD 4-2) iets over het hoofd wordt gezien. Met name als het gaat over het lezen van handleidingen voor het in elkaar zetten van bijvoorbeeld een kast of een gebruiksaanwijzing van een apparaat.
Een probleem bij dergelijke handleidingen is niet zozeer de laaggeletterdheid, maar vreemd genoeg de hooggeletterdheid. Een handleiding wordt geschreven door iemand die weet hoe iets in elkaar zit en hoe het werkt. Dat kan niet anders. Maar dan gaat het vaak fout. Veel schrijvers van handleidingen menen dan uitsluitend vanuit de kennis die ze hebben en vanuit die positie van kennis een handleiding te kunnen ontwerpen. Maar dat is dus wel de wetenschap als je al weet hoe het werkt.
Vanuit die positie heeft de toekomstige gebruiker echter helemaal geen handleiding nodig. Wel vanuit de positie dat je niet weet hoe het in elkaar zit en hoe het werkt. Dan loop je tegen een heleboel vragen op waar een handleiding niets over zegt, omdat het geschreven is met kennis.
Dit heeft niets met laaggeletterdheid te maken, maar alles met de ‘domheid’ van de hooggeletterde schrijver van de handleiding, die niet beseft voor wie hij de handleiding schrijft.
Iemand die meent een handleiding te moeten schrijven, moet zich kunnen verplaatsen en kunnen inleven in de positie van degene die niet weet hoe iets werkt.
Henk Prosman
Hoefbladlaan 27
3355 SJ Papendrecht
Diepbedroefd las ik dat de classis Zierikzee de zaak-Hendrikse afdoet met de stelling dat diens uitspraken de fundamenten van de kerk niet zouden aantasten (RD 4-2). De vraag rijst wat die fundamenten dan wél aantast.
Art. I-11 van de Protestantse Kerkorde (PKO) stelt dat de kerk alles weert wat haar belijden weerspreekt en dat de fundamenten van de kerk worden aangetast door een prediking en onderricht die de gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift uitsluiten en de gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht verbreken.
Hoe kan een classis zichzelf nog serieus nemen als zij het ontkennen van het bestaan van God hieronder niet verstaat? Als in de verkondiging het bestaan van God als werkelijkheid wordt geschrapt, dan kan ook in de Persoon van de Heere Jezus niet meer als werkelijkheid geloofd worden. Waar ligt dan de mogelijkheid om zalig te worden? Zo gaat de hele reddende boodschap van het christelijk geloof in rook op.
Dat deze geluiden al eerder klonken kan toch geen excuus zijn om ook nu het kerkordelijk opzicht te laten vallen? Juist nu is de kerk geroepen om helder duidelijk te maken dat God wél bestaat en dat er redding is in de Zoon van die God Die Zich vanuit Zijn Woord aan ons bekendmaakt en Die we in onze belijdenis belijden. Dat is geen gebeuren, maar werkelijkheid.
Wat hebben predikanten, in Gods Naam, nog te zeggen als God niet zou bestaan? Laten zij de boodschap van heil blijven verkondigen die gelegen is in Jezus Christus, de Zoon van de eeuwige Vader.
Maarten van Rijn
Oosterhof 6
2225 DW Katwijk