Niet-afgemaakte muziekstukken
Paul Witteman, bekend presentator van het tv-programma Pauw & Witteman, is ook journalist en liefhebber van klassieke muziek. Die liefde is hem met de paplepel ingegoten: zijn moeder was een telg uit de Haarlemse muzikantenfamilie Andriessen.
Als journalist schreef Witteman jarenlang stukjes over muziek voor de Volkskrant. En als muziekliefhebber laat hij regelmatig een boekje verschijnen waarin hij over zijn passie vertelt. Na ”Hoor en wederhoor” (2003), ”In hoger sferen” (2005), ”Erfstukken” (2006) en ”Het geluid van wolken” (2007) verscheen oktober vorig jaar ”De onvoltooiden”. Hierin vertelt Witteman over beroemde muziekstukken die nooit zijn afgemaakt.Aan het begin van zijn boekje bespreekt de auteur enkele beroemde onvoltooide kunstwerken, zoals torso’s van Michelangelo, de Heilige Familiekerk van Gaudi, het schilderij ”Victory Boogie Woogie” van Mondriaan en de roman ”Het proces” van Kafka. Sommige daarvan zijn door anderen afgemaakt.
Vervolgens stelt Witteman de vraag of het ook gewenst en geoorloofd is om onvoltooide muziekstukken aan een passend slot te helpen. Volgens hem valt hierop geen eenduidig antwoord te geven. Schuberts ”Unvollendete Sinfonie” is met haar twee delen eigenlijk al voltooid genoeg. En in de laatste fuga uit Bachs ”Kunst der Fuge” kun je, waar de muziek afbreekt, volgens Witteman maar het beste gewoon stoppen met spelen. Maar hij geeft ook toe dat hij van Süssmayrs voltooiing van Mozarts Requiem mateloos genieten kan.
Na de bespreking van minder geslaagde voltooiingen van muziek van Elgar, Mahler, Berg en Puccini komt Witteman echter tot de conclusie: „Laat het werk van de grote meesters met rust, tenzij je zelf een genie bent. En als je toevallig een genie bent, steek dan alle energie in werk van jezelf (H. Shirley).”
In het tweede deel van Wittemans boek, met als titel ”De voltooiden”, staan bewerkingen van stukjes die hij destijds voor de Volkskrant schreef. Ze gaan over minder bekende componisten als Ruff, Gordiani en Bortkiewicz, over minder klassieke muziekinstrumenten als de accordeon, en over minder bekende muziekwerken als Milhauds ”De koe op het dak” en het Adagio van Lekeu. Zo brengt de auteur je op het spoor van fraaie muziek die anders aan je voorbij zou zijn gegaan.
Sommige van Wittemans stukjes, zoals die over ”De muziekquiz”, zijn wat inhoud, taalgebruik en opbouw betreft bijzonder geslaagd te noemen. Helaas hebben niet al zijn schrijfsels dit niveau. In het stukje over Mozarts Requiem bijvoorbeeld harkt hij zo veel informatie bij elkaar –van brieven van Mozart via beelden uit de film ”Amadeus” tot en met opmerkingen van de schrijvers Reve en ’t Hart– dat het meer lijkt op geklets. Bovendien geven sommige bijdragen, ondanks het feit dat Witteman een uitgebreide boekenlijst heeft doorgeworsteld en zich bij het schrijven heeft laten assisteren door drie vakmusici, onjuiste informatie. Bachs ”Kunst der Fuge” bijvoorbeeld werd destijds niet gewaardeerd, niet omdat het een vorm van nieuwlichterij was, maar omdat het stuk zo hopeloos ouderwets was.
Om zijn verhaal zo toegankelijk mogelijk te maken heeft Witteman in zijn boekje afbeeldingen opgenomen van onvoltooide kunstwerken en van componisten die onvoltooide muziekstukken hebben nagelaten. Bovendien is bij het boekje een cd gevoegd waarop een aantal (on)voltooide muziekwerken te horen is. Daaruit blijkt hoezeer Witteman zijn passie voor muziek met de lezer wil delen.
Omdat Witteman echter, zoals hij zelf zegt, „geen musicoloog of muziekhistoricus” is, blijft zijn boekje een beetje aan de oppervlakte hangen. Daardoor lijkt het op menige televisie-uitzending: als je niet hebt gekeken, heb je niet veel gemist.
De onvoltooiden. Wat de grote componisten nog te zeggen hadden, Paul Witteman;uitg. Balans, Amsterdam, 2009; ISBN 9789460032158; 184 blz.; + cd; € 14,95.