Academische tolerantie is onbegrensd, academisch geld helaas niet
In de reeks van artikelen die deze krant bij gelegenheid van het Darwinjaar wijdde aan het creationisme, werd ook aandacht geschonken aan de ervaringen van enkele, naar ik veronderstel nog jonge, wetenschappers die meenden in hun wetenschappelijke carrière nadelen te ondervinden van hun creationistische opvattingen. De conclusie was dat op een universiteit de academische vrijheid alleen in naam hoog in het vaandel staat, maar dat de werkelijkheid anders is. Alles mag geroepen worden, zolang gevestigde denkbeelden maar met rust gelaten worden.
Is aan onze universiteiten de vrijheid van meningsuiting inderdaad in het geding? Dat is de vraag die mij niet meer losliet; dit temeer daar ik de problematiek in het geheel niet herken. Integendeel, het is mijn ervaring dat iedereen mag zeggen wat hij wil.Het is echter een misvatting om daaraan de conclusie te verbinden dat een universiteit of fonds dan ook verplicht is om geld beschikbaar te stellen om elk idee verder uit te werken. Deze beperking geldt voor iedereen. Het verwerven van subsidies voor onderzoek gaat moeizaam. Projectaanvragen voor wetenschappelijk onderzoek worden kritisch beoordeeld. Daarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel: zit het methodologisch goed in elkaar, heeft het enige kans van slagen, en wat heeft de aanvrager tot op heden gepresteerd?
Dat in een dergelijk klimaat onderzoeksvoorstellen met als doel het creationisme wetenschappelijk te onderbouwen laag scoren, ligt voor de hand. De vanuit deze visie werkende projectaanvragers zullen doorgaans niet kunnen wijzen op eerder behaalde successen.
Daar komt bij dat ze in de ogen van de meeste beoordelaars de grenzen van de wetenschap overschrijden. Wetenschappelijk onderzoek gaat immers over de structuur van al dan niet levende objecten, hun samenhang en de wijze waarop zij op elkaar inwerken. De vragen naar de oorsprong van de dingen en hun maker zijn levensbeschouwelijk gefundeerd. Zij lenen zich niet voor wetenschappelijk onderzoek en daarom moet je er geen geld voor beschikbaar stellen, zo is de gangbare en mijns inziens verdedigbare opvatting.
Ockham
Bovendien is een antwoord op de vraag naar een eventuele oorsprong nog geen antwoord op de vraag naar een maker. Dat niet iedereen dit zich realiseert, bleek mij uit een kort geleden in deze krant verschenen boekbespreking, waarin de recensent het zogenoemde scheermes van Ockham hanteert. Dit scheermes is een metafoor voor een principe uit de kennistheorie dat wordt toegeschreven aan de 14e-eeuwse Engelse filosoof Willem van Ockham. Het houdt in dat als je een verschijnsel op verschillende manieren kunt verklaren, je de eenvoudigste moet kiezen. Het ‘scheermes’ snijdt dus alle onnodige ingewikkeldheden weg.
De recensent gebruikt het scheermes in dit verband bij de keus tussen twee alternatieve verklaringen omtrent het ontstaan van leven. Ik citeer: „Bewering 1: Leven is ontstaan langs de route van oersoep naar uitsluitend linksdraaiende aminozuren, van proteïnoïden naar eiwitten tot DNA en de bacteriecel daaromheen. Daaruit moet al het leven zich in zijn verscheidenheid hebben ontwikkeld. Bewering 2: God schiep in de eerste scheppingsweek al het leven in zijn oorspronkelijke verscheidenheid. Welke redenering is de eenvoudigste en volgens Ockham dus de meest aannemelijke?”
Bewering 1 speculeert echter over de manier waarop het leven is ontstaan, terwijl bewering 2 de Maker ervan betreft. De Bijbel vertelt ons dat God het leven heeft geschapen, maar niet op welke manier en met welke bouwstenen. Je hoeft niet te kiezen tussen de twee beweringen en daarom speelt het mes van Ockham geen rol.
Afhankelijk
De evolutiebiologie en de wordingsgeschiedenis van de aarde en het heelal zijn niet mijn wetenschappelijke specialiteit. Daarom wil ik me niet mengen in de discussie of objectieve harde feiten meer aanleiding geven tot het aannemen van een jonge dan wel een stokoude aarde.
Het ging mij om de vraag of jonge creationistisch geïnspireerde wetenschappers inderdaad worden afgeschoten vanwege hun opvattingen óf omdat ze niet in staat zijn hun ideeën te vertalen naar hypotheses die verantwoord te toetsen zijn. Het zou wel eens kunnen zijn dat bij het laatste de schoen wringt. Tenslotte is elke beginnende wetenschapper afhankelijk van begeleiding en supervisie, zowel voor het verwerven van wetenschappelijke vaardigheden alsook om naam te maken in het onderzoeksveld. Je hebt je dus te voegen in lopende onderzoeksprogramma’s die getrokken worden door gerenommeerde wetenschappers.
Een eigen eenzame weg in wetenschappelijk opzicht zal onontkoombaar een doodlopende weg blijken. Dat geldt overigens niet alleen voor creationistisch geïnspireerde biologen, maar evenzeer voor jonge artsen die zich willen wagen aan wetenschappelijke onderbouwing van homeopathie of iriscopie. Ook zij zullen merken dat hun ideeën zich niet laten verenigen met de kans op een voorspoedige loopbaan.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Reageren aan scribent?goedbekeken@refdag.nl