Christen heeft de waarheid in pacht
„Het is gevaarlijk om te zeggen dat je de waarheid in pacht heb”, vindt auteur Franca Treur. Christenen hebben de waarheid niet in hun broekzak, maar wel in bruikleen, in pacht, steltdr. J. P. van den Brink. Dat moet ze bescheiden maken, maar niet twijfelachtig.
In onze tolerante, pluriforme samenleving laten we iedereen ”in zijn/haar waarde”. Een absolute “waarheid” bestaat niet. We weten een ding zeker: dat we niets met zekerheid kunnen zeggen. Het wordt niet getolereerd als je zegt dat je de waarheid in pacht hebt.Op de debatavond van de Kom Ook-groep (RD van 25 januari) verwoordde Franca Treur, auteur van ”Dorsvloer vol confetti”, dat als volgt: „Het is gevaarlijk om te denken dat je de waarheid in pacht hebt. Elke ideologie die dat doet zit fout.” De exclusieve boodschap van het Evangelie wordt net zo gevaarlijk geacht als elke andere ”absolute” leer. Haar boek had net zo goed kunnen gaan over het communisme of over de islam, aldus Franca Treur.
Hoe weet je zeker of iets echt waar is? Voor een christen is de waarheid ten nauwste verbonden met God en om Hem te begrijpen zullen we moeten spitten in Zijn Woord, de Bijbel. Daarin gaat het veel meer om woorden als ”kennen” en ”verstaan” dan om ”begrijpen”. Het Bijbelse woord ”verstaan” heeft een dimensie die het woord ”begrijpen” mist.
Bij ”begrijpen” heb je iets te pakken, ontleed en in een doosje gestopt. Ik heb het begrepen, en daarmee is het klaar. ”Verstaan” ziet niet alleen op het begrijpen van, maar veel meer op het gegrepen worden door het Woord. En daarmee is het niet klaar, dan gaat er juist iets beginnen.
Wij kunnen God niet begrijpen. Maar God, Die Zich verborgen houdt, Die een ontoegankelijk licht bewoont, die onbegrijpelijke God, maakt Zich bekend in Zijn Zoon: „Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard” (Joh. 1:18).
Immanuel
Kennis van de waarheid is niet aangeboren en wordt ook niet aangeleerd –hoewel we de gezegende vruchten van een godzalige opvoeding niet moeten onderschatten–, maar zij wordt geschonken en geopenbaard: in doeken gewonden. Het geheim ligt in Jezus, in Immanuel, in God met ons.
En de twijfel dan, het ongeloof, allerlei moeilijkheden die er in de praktijk zijn? Vaak komt dat doordat wij een scheiding maken tussen hoofd en hart. Neem bijvoorbeeld de rijke jongeling (Matth. 19), die in zijn hoofd alles keurig op een rijtje had wat de godsdienst betreft, maar die zijn hart er ten diepste niet bij had. Hij ging bedroefd heen.
Maar het kan ook andersom zijn. Dat we de Heere hartelijk liefhebben, maar dat we het met ons ”nuchtere” verstand niet klein kunnen krijgen. Zo rees bij Johannes de Doper in de gevangenis de vertwijfeling: „Zijt Gij degene Die komen zou, of verwachten wij een ander?” Johannes krijgt het met zijn hoofd, met zijn verstand, allemaal niet meer verklaard. En dan wijst Jezus hem op het Woord, dat in Hem wordt vervuld wat de profeten hebben voorzegd.
Maar, kun je zeggen, voor christenen onder elkaar is zoiets misschien goed en nuttig, maar de wereld heeft hier geen boodschap aan. Hoe kunnen wij God aanvaardbaar, begrijpelijk maken voor mensen, die ”het concept God” niet meer nodig hebben?
Allereerst moeten we bedenken dat wij door onzorgvuldig spreken over God een ongeloofreactie kunnen oproepen. Voor veel mensen is God de verklaring voor wat wij niet verklaren kunnen. Dan wordt God per definitie minder als wij delen van onze raadsels leren begrijpen, want een deel van het onverklaarbare wordt verklaard.
„Kom en zie”
Door dit godsbeeld is de tegenstelling tussen geloof en wetenschap ontstaan. Het feit echter dat wij iets natuurwetenschappelijk kunnen beschrijven (en denken dat wij het ”begrijpen”) betekent nog niet dat het wonder kleiner wordt. Bij gelovige natuurwetenschappers wordt deze verwondering juist groter als wij in detail bepaalde verschijnselen kunnen beschrijven. God is geen sluitstuk op ons denken, maar de oorsprong ervan.
Bovendien, net zo min als Gods bestaan kan worden bewezen, kan worden bewezen dat God niet bestaat. Juist het feit dat in alle eeuwen mensen bezig geweest zijn met religie en God, zou critici aanleiding moeten geven om eens na te denken of er toch niet echt een God bestaat.
Het bestaan van God is niet te bewijzen, maar het geloof in God is niet iets vaags, onlogisch of onredelijk, is niet per definitie onwetenschappelijk.
Hebben wij de waarheid in pacht? We kunnen daar eigenlijk volmondig ja op zeggen. Let wel: wij hebben de waarheid niet in onze broekzak, maar wij hebben haar in bruikleen, in pacht. Dat moet ons bescheiden maken, maar niet twijfelachtig: ons zijn de woorden Gods toebetrouwd. En wij beseffen vaak niet eens wat een schat dat is.
Maar hoeven wij God eigenlijk wel te ”bewijzen”? Als de discipelen elkaar tot Jezus brengen, is het heel eenvoudig: „Kom en zie.” Jezus bewijst Zichzelf. Hij bewijst dat Hij de trouwe en waarachtige is, hetzij tot ons oordeel of tot ons zalig voordeel.
De auteur is directeur van een technologiebedrijf en ouderling in de gereformeerde gemeente te Eindhoven.