Cultuur & boeken

Een beetje stoerder graag

Jongens lezen minder dan meisjes. Mogelijk gaat het al mis in de prentenboekfase: er is weinig jongensachtigs in dat genre. Kinderboekenadviseur Vrouwke Klapwijk: „Juist jongens die niet van taal houden, hebben zulke boeken nodig.”

tekst Mariëlle Oussoren-Buys
27 January 2010 08:21Gewijzigd op 14 November 2020 09:42
Jongens lezen minder dan meisjes. Mogelijk gaat het al mis in de prentenboekfase: er is weinig jongensachtigs in dat genre. Kinderboekenadviseur Vrouwke Klapwijk: „Juist jongens die niet van taal houden, hebben zulke boeken nodig.” beeld RD, Henk Visscher
Jongens lezen minder dan meisjes. Mogelijk gaat het al mis in de prentenboekfase: er is weinig jongensachtigs in dat genre. Kinderboekenadviseur Vrouwke Klapwijk: „Juist jongens die niet van taal houden, hebben zulke boeken nodig.” beeld RD, Henk Visscher

„Ben je een kerel van 4, 5 of 6 dan heb je pech. Grote kans dat je niet die prentenboeken te zien krijgt die je het liefst zou lezen…”, schrijft Tjibbe Veldkamp op zijn website tjibbeveldkamp.nl.Eind 2008, begin 2009 publiceerde hij twee artikelen in respectievelijk de tijdschriften Leeskraam en Lezen. De strekking: er zijn te weinig avontuurlijke en spannende prentenboeken. Het zou, aldus Veldkamp, wel eens een van de redenen kunnen zijn dat jongens op latere leeftijd minder lezen. Het jaarlijkse jeugdliteratuursymposium, vandaag aan de Universiteit van Tilburg, borduurt voort op deze kwestie.

Vrouwke Klapwijk, drijvende kracht achter adviescentrum De Kinderboekenwijzer, dat christelijke basisscholen helpt bij hun boekenkeus, herkent het scenario dat Veldkamp schetst meteen. Ze laat haar ogen gaan over de met prentenboeken overladen planken in haar werkruimte. „Het is echt bijna allemaal heel lief. Misschien is 10 procent van de prentenboeken voor jongens. Dan ga ik uit van de stereotiepe jongen.”

De woorden ”stoer” en ”stout” vallen nogal eens als Klapwijk, zelf ook kinderboekenauteur, het jongejongensboek in een omschrijving probeert te vangen. En ”dapper”. „Denk aan ridders, piraten, ruimtevaarders, piloten. Laat personages iets spannends, iets stouts beleven. Zoals in ”Opa, dat mag niet” (Marianne Witvliet en Mark Jansen, Mozaïek junior, verschijnt in maart). De opa past op, maar er gaat van alles mis omdat hij graag wilde dingen doet.”

Iets engs hoeft niet, stelt Klapwijk. „Bij de reguliere prentenboeken komen er al snel draken aan te pas, en spoken.” Ze pakt een boek en legt dat op de tafel, op een groeiende stoere stapel. „Kijk hier, ”Ridder Rikki” (Guido van Genechen, Clavis) die draken verslaat.” Een aandoenlijk konijn in ridderpak, omringd door vuurspuwende draken. Zelf schreef Klapwijk ”Ridder Roemsoes komt eraan”. Zonder draken. „Een „braaf ridderverhaal”, volgens de bibliotheekrecensie van NBD Biblion.”

De jongensprentenboeken díé er zijn, ogen soms woest, is Klapwijks ervaring. „Als volwassene denk je snel: wil je dát boek?” Misschien toch eens kijken, adviseert Klapwijk, samen met je kind. „De manier van tekenen kan jou niet aanspreken, maar je kind wél.”

Loopt u in uw werk als adviseur voor scholen aan tegen het tekort aan goede, stoere prentenboeken?

„Voordat ik de artikelen van Veldkamp las, had ik het nauwelijks door. Wel is er altijd vraag naar boeken over jongensthema’s.” Wijzend naar ”Sanders graafmachine” van Andreas Dierssen: „Als ik dit boek aan leerkrachten laat zien, willen ze het altijd hebben.”

Wanneer ontstaat het interesseverschil tussen jongens en meisjes?

„De jongste kleuters vinden boeken over konijntjes allemaal nog wel leuk. Gaandeweg de kleuterschool, begin groep 2, willen de jongens stoer en sterk zijn. Dan sluiten prentenboeken niet meer aan. Juist jongens die niet zo van taal houden, hebben stoere boeken nodig. De zogenaamde doeners haken uiteindelijk vaak af.”

Jongens met een christelijke achtergrond evengoed?

„In christelijke gezinnen waar geen tv is en waar computerspelletjes aan strikte regels zijn gebonden, zijn minder alternatieven. Dan lezen jongens wel langer door.”

Hoe blíjven ze boekenwurmen?

„Gewoon doorgaan met voorlezen, zeker als je in de gaten krijgt dat ze niet van lezen houden. Ook al zijn ze tien, twaalf jaar – al kunnen ze zelf lezen. Maar ik snap best dat het lastig is als je een groot gezin hebt.”

Zou de geringe belangstelling van jongens te maken hebben met het feit dat meestal de moeder de voorlezer is, zoals Veldkamp suggereert?

„Hij gaat wel heel ver. Jongetjes zouden lezen daardoor al koppelen aan vrouwen. Dat moeders meer voorlezen is een feit. Als vaders voorlezen doen ze eerder gekke dingen: rare stemmetjes of woorden veranderen – misschien wel omdat hij, onbewust, het boek te braaf vindt. Voor zo’n stoerstoutjongetje is dat fantastisch.”

Morgen in deze krant een verslag van het symposium in Tilburg rond dit thema.


Wel piraat, geen spook

De kinderen van Arno en Gera van der Toorn uit Den Haag zijn heel verschillende lezers. De oudste zoon (13) houdt veel van lezen, maar is dyslectisch. Dus leest zijn vader hem voor. De tweede zoon (11) moet eerst „200 procent zeker weten” dat een boek spannend is, aldus moeder Van der Toorn (37).

Hij zou dus meer spannende jongensboeken moeten hebben?

„Hij heeft dat wel nodig, ja. Ook Josiah (5) trekt nu echt naar stoere dingen, naar de brandweer, naar grote trekkers. Maar hebben we toch een boek met een beer, dan vindt hij dat niet dramatisch.”

De vader is de vaste voorlezer.

„De twee jongsten lees ik voor. Alleen als ze erom vragen, trouwens. Arno neemt onze oudste voor zijn rekening. Die vroeg dat op een gegeven moment zelf. Volgens mij is het goed voor het contact tussen vader en zoon.”

Het gezin van dominee J. B. ten Hove uit Katwijk aan Zee is wat het leesgedrag van de kinderen betreft „niet doorsnee.” De kinderen –twee zoons en twee dochters tussen de 6 en de 15 jaar– zijn echte lezers, zegt Erika ten Hove (40).

Ze zien ook niet anders. Moeder is degene die meestal voorleest. „Nu doen we het alleen nog voor de jongste. Als ze kunnen lezen, pakken ze het zelf op.” Vader probeert het leesgedrag van de oudste kinderen te sturen. „Hij adviseert bijvoorbeeld ook boeken tégen ”De Da Vinci Code” te lezen.”

Jongens lezen minder dan meisjes?

„Bij ons speelt dat helemaal niet.”

Het aanbod jongensprentenboeken is te klein.

„Hier zijn de boeken over Bas (Dagmar Stam, MO) versleten. De kinderen waren daar niet snel op uitgekeken. Opvallend is wel dat m’n jongste zoon in de bibliotheek vaak boeken uitzoekt over jongensonderwerpen als soldaten of bulldozers. Informatieve boeken.”

„M’n jongste zoon komt vaak aanzetten met informatieve boeken over soldaten of bulldozers”, zegt de een. Het zoontje van de ander vraagt „echt naar stoere dingen, naar de brandweer, naar grote trekkers.” Ook kinderen van reformatorische ouders houden wel van een beetje actie.

Tijd voor een echte stoerejongensleeslijst dus. Auteur Tjibbe Veldkamp –hij zwengelde de discussie over het tekort aan jongensprentenboeken aan– maakte er vorig jaar al een (kjoek.nl/keuzelijsten). Hier een beknopte variant met ook boeken van christelijke uitgevers. Zonder monsters, zonder spoken.

-Malvin Halleraker, ”Hoog boven de huizen” (Van Goor, Houten, 2010; ISBN 978 90 475 0914 1; € 13,99). Spiksplinternieuw prentenboek over een man met een stoer beroep: hijskraanbestuurder. Het verhaal is een tikje romantisch. Eén keer komt de uitdrukking ”in hemelsnaam” voor.

-Vrouwke Klapwijk, ”Ridder Roemsoes komt eraan” (Columbus, Heerenveen, 2009; ISBN 978 90 8543 128 2, € 8,95). Klapwijk schreef het boek omdat er vraag was naar ridderverhalen zonder monsters en draken. Eind maart verschijnt ”Ridder Roemsoes en het grote toernooi”.

-Rindert Kromhout en Annemarie van Haeringen, ”Kleine ezel en de durfal” (Leopold, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 2585 289 4; € 13,95). Vogel Quetzal is een stoere jongen. Hij durft alles, maar delft uiteindelijk het onderspit.

-Corien Oranje en Willeke Brouwer, ”Supersem!” (Columbus, Heerenveen, 2005; ISBN 978 90 8543 012 4, € 4,50). Over een gewone, maar wel stoere jongen die piraatje speelt. Van dezelfde auteurs: ”Superskelter!” en ”Superridder!”.

-Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer, ”Agent en Boef” (Lannoo, Tielt, 2008; ISBN 978 90 209 8054 7; € 9,95). Criminaliteit op kleuterniveau. Een boef ontsnapt uit de gevangenis en plakt met zijn gestolen lijmpot van alles vast. Van dezelfde auteurs: ”Agent en Boef en de tekenstreken”.

-Rick Walton en Arthur Robins, ”Wolf de waakhond” (Lemniscaat, Rotterdam, 2002; ISBN 978 90 5637 454 9, € 12,95). Over een gemene dief en een veel te klein waakhondje dat een list bedenkt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer