Duitse piketpaaltjes
Terwijl in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog de woningbouw inzakte, steeg de bouwproductie van militaire objecten tot ongekende hoogte. Vliegvelden werden uit de grond gestampt, om een snelle overrompeling van Engeland mede mogelijk te maken.
De bouwactiviteiten lieten de werkeloosheid in Nederland kort na mei 1940 smelten als sneeuw voor de zon. De Duitse oorlogsmachine sloeg haar piketpaaltjes in Nederland. Met de inzet van duizenden Nederlanders transformeerden onbeduidende weidegebieden in korte tijd tot enorme bergplaatsen voor Duitse jachtvliegtuigen en bommenwerpers.Dat de Duitsers zo’n snelheid ontwikkelden had niet alleen te maken met hun wens om Engeland snel op de knieën te dwingen. Twee andere ‘voordelen’ gaven de bezetters veel meer steun in de rug: de greep die ze deden in de goudschatten van De Nederlandsche Bank, waardoor veel kapitaal beschikbaar kwam, en het terzijde schuiven van democratische besluitvorming.
Alleen op deze manier is te verklaren hoe de Duitsers er in zo’n vier jaar in slaagden wat de Nederlanders in eenzelfde periode voorafgaand aan 1940 nauwelijks lukte: het uitbouwen van een sterke militaire infrastructuur. Zo werd bij het Brabantse Volkel een moderne vliegbasis uit de grond gestampt. Nederlandse vliegvelden als Soesterberg, Valkenburg en Leeuwarden transformeerden van grasveld in goed geoutilleerde bases.
De Duitse bouwactiviteiten bleven aan de overzijde van de Noordzee niet onopgemerkt. Al in de zomer van 1940 stuurde de RAF voor het eerst bommenwerpers naar Nederland om de Duitsers dwars te zitten. Toch duurde het nog tot 1944 voordat het de Duitsers werkelijk lastig werd gemaakt om vanuit Nederland actief te zijn met oorlogsvliegtuigen.
Tijdens de hele oorlog bleef Nederland een spil in de jacht op geallieerde bommenwerpers die naar Duitsland trokken. Een bijzondere rol bij het aanpakken van deze vliegtuigen hadden de Duitse FLAK-stellingen. Dit luchtdoelgeschut probeerde de vooral ’s nachts actief zijnde Engelse luchtmacht het leven zuur te maken. De auteurs van ”Vliegvelden in oorlogstijd” beschrijven hoe de Duitsers door schade en schande een geschikte aanpak vonden.
Vanaf de tweede helft van 1944 waren het niet langer de Duitsers die in Nederland de dienst uitmaakten. Britse troepen werden actief in Brabant en veroverden de vliegvelden van Eindhoven, Volkel, Woensdrecht, Gilze-Rijen en Venlo. De voortdurende druk op de troepen om verder op te rukken, maakte het noodzakelijk dat er snel meer vliegvelden bijkwamen. Een speciale Engelse eenheid legde daarom in hoog tempo geïmproviseerde airstrips aan, die kort achter de frontlinie gelegen waren.
”Vliegvelden in oorlogstijd” beschrijft van elk Nederlands vliegveld welke rol het tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde. Uit historisch oogpunt is de studie naar de airstrips in Brabant misschien wel het interessantst. Die haalden tot nu toe maar zelden de spotlights, terwijl ze de geallieerden een flinke steun in de rug gaven bij de snelle doorbraak richting het Ruhrgebied.
Herinneringen aan de oorlog laten zich niet snel uitwissen. Het voormalige Vliegveld Deelen bij Arnhem geldt als de plaats waar nog het beste te zien is hoe een Duits oorlogsvliegveld eruitzag. Dankzij jarenlang militair gebruik zijn veel gebouwen goed beschermd tegen pottenkijkers. Nieuwsgierigen kunnen binnenkort echter terecht op de gesloten Vliegbasis Soesterberg. Die gaat de komende jaren open voor publiek. Dat biedt de mogelijkheid om te zien wat er aan oorlogserfgoed resteert.
Vliegvelden in oorlogstijd. Peter Grimm, Erwin van Loo, Rolf de Winter (red.);uitg. Boom, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 8506 823 5; 512 blz.; tot 1 februari € 35,00, daarna € 39,50.