„Vanwege vergrijzing is elk talent nodig”
Vergrijzing en ontgroening. Die tendenzen zullen er volgens prof. dr. J. Veenman voor zorgen dat de discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt verder zal afnemen. „Maar voorlopig zijn we er nog niet.”
Kaap een trein en je bederft voor je volksgenoten voor jaren hun kans op een baan. Dat bleek al in de jaren zeventig, de periode dat Veenman zich bezig ging houden met de arbeidsmarktpositie van minderheden, het onderwerp waarop hij in 1990 promoveerde. „De gijzelingen in Drenthe deden de kansen van Molukkers op de arbeidsmarkt geen goed.”In de jaren tachtig stonden de Surinamers er slecht voor. „Hun imago is echt verbeterd, maar de beeldvorming rond Marokkanen is onverminderd slecht.”
Veenman werd in 1986 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam directeur van het Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek, in 1996 hoogleraar arbeidsmarkt en maatschappelijke ongelijkheid, en momenteel doceert hij economische sociologie. De achterstand van allochtonen bleef een centraal thema.
„Mijn optimisme voor de toekomst wordt nu nog door elk onderzoek gelogenstraft. Er is nog steeds discriminatie. Die neemt echter geleidelijk af. Na een incident als de moord op Theo van Gogh kan er even een opleving zijn, maar in het algemeen zie je een afname. Dat komt doordat werkgevers minder vreemd staan tegenover allochtonen, terwijl de integratie verbetert en het opleidingsniveau en de taalbeheersing van minderheden toenemen. Onlustgevoelens zoals die mogelijk tot uiting komen in de populariteit van Wilders hebben vooral betrekking op de dagelijkse leefomgeving. Ik zie geen directe relatie tussen die gevoelens en de selectie van arbeidskrachten.”
Donderdag bleek uit een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) opnieuw dat autochtone Nederlanders meer kans hebben voor een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd dan mensen met een uitheemse achternaam.
Dat geldt met name voor de lagere opleidingsniveaus en voor functies waarin werknemers veel contact met klanten hebben. „Bij banen op hbo- en wetenschappelijk niveau wordt talent herkend en is er weinig neiging tot discriminatie op grond van iemands naam. Dat wordt soms anders op grond van iemands uiterlijk, maar dat zie je pas als de sollicitant al tegenover je zit. Het dragen van een hoofddoekje kan dan in iemands nadeel werken, niet zozeer vanwege de islamitische achtergrond als wel omdat werkgevers het niet representatief vinden.”
De gevolgen van de discriminatie op de arbeidsmarkt kunnen volgens Veenman tweeledig zijn. „Het kan etnische minderheden stimuleren een goed opleidingsniveau te halen. Anderzijds demotiveert de discriminatie ook, juist ook bij mensen die geen hoog niveau kunnen behalen. Als de werkloosheid onder hen relatief hoog is, versterkt dat de negatieve beeldvorming van de bevolkingsgroep, met als gevolg dat ze nog meer gediscrimineerd worden. Dat is een vicieuze cirkel.”
Harde maatregelen, zoals de plicht om een percentage allochtonen in dienst te nemen, hebben in Amerika en Canada volgens Veenman positief gewerkt. „In Nederland wordt dat niet geaccepteerd. Wel wordt bedrijven voorgehouden hoeveel talent ze verspillen als ze mensen op oneigenlijke gronden buitensluiten. De komende tijd moeten we vooral de begeleiding van onderwijs naar arbeidsmarkt verbeteren. Dat geldt overigens ook voor de autochtone jongeren. Vanwege de vergrijzing hebben we in de toekomst elk talent nodig.”