Opinie

Gul geven zonder dralen

Haïti ligt totaal in puin, is ontredderd en rouwt om tienduizenden doden. De wereld is verbijsterd, en… doet niets. Want, hulp is toch zinloos, hulporganisaties werken langs elkaar heen en er blijft veel geld aan de strijkstok hangen. Daarom kun je net zo goed de hand op de knip houden.

W. B. Kranendonk
22 January 2010 10:44Gewijzigd op 14 November 2020 09:40

Dat is zo ongeveer de uiterste consequentie van de discussie die deze week hier en daar in de media is gevoerd. Biedt een noodhulpactie wel soelaas? Onder een deel van het Nederlandse publiek heerst scepsis over de vraag of het wel zinvol is te geven aan inzamelingsacties voor noodhulp aan het getroffen land.Redenen voor die scepsis zijn er helaas soms ook. Bij hulpoperaties bleef er in het verleden wel eens geld aan de strijkstok hangen. Natuurlijk moeten organisaties draaiende worden gehouden, maar wanneer de overhead boven 25 procent van de inkomsten uitkomt, is dat wel veel. Te veel.

Bekend is ook dat derde­wereld­landen zwaar gebukt gaan onder corruptie en geweld. Dat wordt niet anders wanneer zich daar een ramp voordoet. Daardoor komt de hulp niet altijd op de plaatsen waar die het hardst nodig is. Hoe verwerpelijk ook, de diep ingebakken corrupte mentaliteit verandert niet plotsklaps als zich een natuurramp voordoet.

En dan die veelheid van organisaties die als het ware in een heftige onderlinge concurrentieslag een beroep doen op de milddadigheid van het publiek. Dat is toch beschamend? Daar komt nog bij dat sommige daarvan vaak geen directe contacten hebben, en toch gelden werven, maar uiteindelijk met een financieel overschot blijven zitten. Kortom, argumenten genoeg om maar eens een keertje niet te geven. Want het helpt toch niet, of hooguit een klein beetje.

Spontaan en betrokken

Er is ook een andere kant. Rampen raken mensen. Niet alleen in het getroffen gebied, maar –afhankelijk van de omvang van het drama– ook mensen in ver weg gelegen oorden. De beelden en berichten zijn hartverscheurend en drijven de handen uit de mouwen. Die bewogenheid is goed, maar ze leidt vaak tot ongeleide, ondoordachte acties. Deze weken doken er berichten op dat mensen spontaan teddyberen, speelgoed en voedsel­pakketten wilden inzamelen.

Hoe goed bedoeld ook, het zal ieder duidelijk zijn dat de Haïtianen daar op dit moment niet mee geholpen zijn. Teddyberen kunnen wel een lange wacht- en reistijd aan, maar voedselpakketten niet. Het gevaar is groot dat deze al bedorven zijn voordat ze eventueel de getroffen bevolking hebben bereikt, zeker als men in ogenschouw neemt hoe moeizaam de hulpverlening tot nu toe verloopt.

De afstand tussen Nederland en Haïti remt dat soort spontane, vaak lokale, hulpacties ook. Dat is anders als het rampgebied in Europa ligt. Tekenend is nog altijd hoe in 1989 spontaan een hulpactie op gang kwam toen Roemenië het juk van Ceausescu had afgeworpen. Binnen enkele dagen reden honderden trucks richting het zuidoosten om hulpgoederen te brengen. Zonder veel coördinatie werden duizenden tonnen goederen gebracht. Met als gevolg dat sommige dorpen een enorme voorraad ontvingen en andere plaatsen in de buurt niets.

Daarbij kwam nog dat met een zekere regelmaat spullen werden gebracht die in Roemenië onbruikbaar waren. Zo transporteerde een Rotterdamse firma een vrachtwagen vol gaskachels die in Roemenië echter niet konden worden aangesloten. De burgemeester van de Roemeense stad adviseerde eenvoudig om een transportbusje te sturen met waterzakken, zodat het warme aardappelwater daarin kon worden opgevangen om te worden hergebruikt voor het verwarmen van voeten. Kortom, spontane acties die voortkomen uit grote betrokkenheid schieten vaak hun doel voorbij.

Kennis kost geld

Hulpverlening vraagt kennis van zaken, zowel van de lokale situatie als van de logistieke problemen die bij een hulpverleningsoperatie om de hoek komen kijken. Die deskundigheid hebben professionele organisaties opgebouwd. Juist daarom zijn zij de aangewezen instanties om in acute noodsituaties te helpen.

Het zal ook duidelijk zijn dat het opzetten en in stand houden van een goede hulporganisatie tijd en geld kost. Dat wordt wel eens vergeten in discussies over de beruchte strijkstok. De verhalen dat er minder dan de helft van het ingezamelde geld naar de getroffenen gaat, gelden nauwelijks voor de erkende organisaties in Nederland. Daarvoor zijn de regels in ons land te streng. Hulporganisaties moeten accountantsverklaringen kunnen overleggen, willen ze het certificaat of het keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) krijgen. Dat bureau ziet er ook op toe dat de overheadkosten beperkt blijven en controleert of de hulp daadwerkelijk aankomt. Willen burgers hun giften fiscaal aftrekbaar laten zijn, dan is het nodig dat hun giften geschonken worden aan een organisatie die door het CBF erkend is.

Natuurlijk zijn er incidenten te noemen. Zo ontstond er in 2004 ophef toen bekend werd dat de directeur van de Nederlandse Hartstichting een salaris opstreek van 172.000 euro. Evenzo zijn er van tijd tot tijd geruchten dat consultants van hulporganisaties in het buitenland het er goed van nemen. Soms berusten die op waarheid, vaker op ondeugdelijke veronderstellingen. Maar hoe dan ook, het aantal incidenten is beperkt en het is niet vruchtbaar en niet terecht om die exemplarisch te laten zijn voor de hele hulp­verleningssector. Die bestaat voor het overgrote deel uit toegewijde mensen die integer hun beroep uitoefenen.

De achterliggende dagen is er meer dan eens gewezen op het feit dat er bij de hulpverlening na de tsunami in 2004 sprake is geweest van missers en dat er nog altijd geld op een rekening staat dat destijds voor de slachtoffers van de zeebeving is gegeven. Inderdaad zijn er toen fouten gemaakt. Zo zijn enkele geschonken vissersboten niet op de goede plaats terechtgekomen. Ook hier geldt: dat zijn uitzonderingen geweest. Daarbij is de vraag gewettigd of critici wel voldoende in ogenschouw nemen hoe omvangrijk die hulpverleningsoperatie was en welke chaos er door de tsunami was ontstaan. Is het dan reëel te verwachten dat alles volgens het boekje verloopt?

Evenzo kan men zich afvragen of de kritiek op de besteding van gelden wel terecht is als men vooral als argument aanvoert dat vijf jaar na de nationale inzamelingsactie voor de tsunami-slachtoffers nog 730.000 euro over is van de ruim 208 miljoen (minder dan 1 procent) die is ontvangen. Het feit dat het geld niet helemaal op is, kan ook uitgelegd worden als bewijs dat er zorgvuldig met de besteding wordt omgegaan en het niet zomaar lukraak wordt weg­gegeven.

Het kan beter

Natuurlijk zijn er altijd verbeterpunten, ook binnen de christelijke hulpverleningswereld. Zo blijft het nog altijd een lastig punt dat bij noodhulpacties diverse organisaties naast elkaar opereren. Dat er verschillende hulporganisaties zijn, valt op zichzelf te verklaren en is verdedigbaar. Een christelijke mammoetorganisatie lijkt aantrekkelijk, maar heeft ook de keerzijde dat de betrokkenheid van gevers kan afnemen en bijvoorbeeld kerken zich minder in het beleid kunnen herkennen.

Het is ook niet onterecht dat kerken verlangen toezicht te kunnen uitoefenen op de besteding van kerkelijke gelden en dus kiezen voor eigen projecten. Maar de vraag is of dit ook opgaat bij noodhulp. In lang niet alle landen heeft iedere christelijke organisatie of kerk eigen contacten. En bovendien, als er zich een ramp voordoet zoals nu in Haïti is het essentieel dat er snel hulp geboden wordt.

Christelijke hulporganisaties doen er daarom goed aan na te denken over een samen­werkings­verband dat actief wordt zodra er behoefte is aan noodhulp, vergelijkbaar met de koepel van Samenwerkende Hulporganisaties (SHO), waarin met name de grote seculiere instellingen participeren. Met een gezamenlijk optreden kunnen christelijke hulporganisaties hun slagkracht vergroten. Bovendien geeft dat duidelijkheid aan het publiek en spaart het ook nog eens publiciteitskosten. Mogelijk kan hiertoe het voortouw genomen worden door Prisma, een platform waar allerlei christelijke hulporganisaties elkaar geregeld ontmoeten. Alleen is de noodsituatie in Haïti niet het moment om met elkaar rond de tafel te gaan zitten. Nu moeten de handen uit de mouwen. Maar wellicht dat de evaluatie van de noodhulpverlenings­actie een aanzet kan geven om in minder bewogen tijden hier eens goed over na te denken.

Een tweede punt is dat het geld dat de Samenwerkende Hulp­organisaties tot en met gisteravond hebben binnengehaald, verdubbeld wordt door de minister voor Ontwikkelings­samenwerking. Jammer is dat veel christelijke organisaties en vooral veel kerkelijk inzamelingsacties achter het net vissen. In vrijwel alle kerken zal zondag voor Haïti worden gecollecteerd. De verwachting is dat er veel geld binnenkomt. Maar daar komt niks extra’s vanuit Den Haag bij. Daar moet iets op gevonden worden. Op zijn minst moet dat op het ministerie onder de aandacht worden gebracht.

Euforie

Dan maar meedoen aan een nationale inzamelingsactie zoals die gisteren op radio en televisie is gehouden? Gegeven het feit dat de minister daar een forse duit in het zakje doet, is hier wat voor te zeggen. Toch zijn er kanttekeningen te maken. Natuurlijk is het te waarderen dat miljoenen Nederlanders zich de nood aantrekken en diep in de buidel tasten. Elke euro die binnenkomt voor de getroffen Haïtianen telt. Daar moet niets van afgedaan worden. Maar past het spektakel dat met de inzameling gepaard gaat wel bij de schrijnende noodsituatie? Naarmate een inzamelingsdag vordert, lijkt de euforie vaak ook toe te nemen. Zou het niet beter zijn om na het schenken van een gift mee te treuren met de Haïtianen?

Geen discussie

Haïti is zwaar getroffen, lijdt en treurt. De beelden zijn hart­verscheurend. Hulp is keihard nodig en moet snel geboden worden. Voor die noodhulp is veel geld nodig en voor de wederopbouw nog veel meer. Voor discussies is er nu geen tijd. Het gaat erom gul te geven, via het gironummer 555, via een christelijke organisatie of via de collecte in de kerk. Voor de meeste Nederlanders geldt, ondanks de economische crisis, daarbij nog altijd dat ze geven van hun overvloed.

Met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan heeft de Heere Jezus duidelijk gemaakt hoe noodhulp moet worden gegeven: zonder dralen, zonder aanzien des persoons en met een bewogen hart.

Paulus voegt daar in Romeinen 12:8 nog aan toe dat degene die barmhartigheid bewijst dat ook blijmoedig moet doen. Bij het geven voor Haïti gaat het daarom niet alleen om de grootte van het bedrag, maar ook om de intentie, om het hart achter de schenkende hand.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer