Cultuur & boeken

Vrouwenleven in Amersfoort

Jannetje van Dijkhuizen verschilde in weinig van haar leeftijdsgenoten. Ze was niet rijk, maar ze bezat een ander soort rijkdom. God leidde en bestuurde haar leven. Hij schonk haar Zijn genade.

tekst H. Uil
21 January 2010 13:50Gewijzigd op 14 November 2020 09:39
De opperzaal van de Muurhuizen. Beeld uit besproken boek
De opperzaal van de Muurhuizen. Beeld uit besproken boek

Dit leven staat centraal in het jongste boek van J. M. Vermeulen. Twee autobiografische schetsen en een stapel brieven waren het startpunt. De auteur zag het als zijn opdracht om op basis daarvan het leven van Jannetje van Dijkhuizen (1887-1956) te beschrijven. Hij doet dat op een boeiende manier.De muurhuizen in Amersfoort zijn een begrip. Huizen die tegen de oude stadsmuur gebouwd zijn en die al eeuwenlang het gezicht van de stad bepalen. In een van die huizen is de oud gereformeerde gemeente gevestigd.

De wortels daarvan liggen in 1874, toen een vrije gereformeerde gemeente werd opgericht. Al snel kreeg de gemeente een eigen voorganger in de persoon van ds. D. B. van Smalen. Mede door de komst van het gezin van Gerrit van Dijkhuizen, die er ouderling werd, kwam de kleine gemeente in rustiger vaarwater. Hij en zijn vrouw, die in een deel van het pand aan de Muurhuizen gingen wonen, kenden het leven der genade. Er ontstonden banden met de predikanten Roelofsen, Boone, Fraanje en anderen.

Jannetje verschilde nauwelijks van andere meisjes van haar leeftijd. Niet altijd had ze zin om naar de kerk of catechisatie te gaan. Ze durfde het aan om, zonder dat vader en moeder het wisten, op zondag buiten te gaan spelen.

Op zeventienjarige leeftijd veranderde dat totaal. Hetgeen waar ze eerder een hekel aan had, werd nu haar lust. Ze was vaak te vinden op het gezelschap dat vader en moeder in de woonkamer onder de kerkzaal hielden. Op haar beurt kreeg ook Jannetje banden met de predikanten die er voorgingen, vooral met ds. Boone.

Jannetje had het niet gemakkelijk. Ze moest zwaar werk doen als wasvrouw. Ook geestelijk had ze het moeilijk. In 1914 begon de Heere in haar hart te werken. Nadat ze ontdekt had voor eigen rekening te leven, mocht ze met een oog des geloofs zien op Christus.

God leidde de wegen zo dat ze vrienden kreeg, zoals de weduwe Aalbers en de latere ouderling Bart Roest. In 1919 werd Jannetje in eigen waarneming een verloren mens die overal buiten stond. Het was het moment waarop de Heere Zichzelf verheerlijkte in haar leven. Van stap tot stap werd ze geleid, totdat de Heere Jezus zich aan haar openbaarde als haar Borg: „Mijn liefste is mijn en ik ben Zijn.”

In 1926 mocht ze voor de eerste keer deelnemen aan het heilig avondmaal, dat bediend werd door ds. Boone. Nog datzelfde jaar herhaalde zich dat bij ds. Fraanje in Hoevelaken. Opmerkelijk was dat ze nog geen belijdenis had gedaan. Kerkelijke regels moesten het hier afleggen tegen het getuigenis dat van haar leven uitging. Het jaar daarop deed Jannetje belijdenis in een dienst waarin de oefenaar Vijverberg voorging. Hoewel zwak naar het lichaam mocht ze haar leven lang een steunpilaar zijn voor de gemeente.

De opperzaal van de Muurhuizen. Leven, vrienden en predikanten van Jannetje van Dijkhuizen, J. M. Vermeulen;uitg. Tekstservice Vermeulen, Meteren, 2009; ISBN 978 90 78164 07 4; 192 blz.; € 22,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer