Politiek

„Nederland loopt niet slaafs achter de VS aan”

„Blinde volgzaamheid” aan Amerika gaf de doorslag bij het Nederlandse besluit om de inval in Irak politiek te steunen, maakte SP-fractievoorzitter Kant op uit het rapport van de commissie-Davids. De Leidse wetenschapper prof. dr. A. van Staden kijkt er niet verbaasd van op. „Het is niet oneerbaar.”

tekst Kees de Groot
15 January 2010 19:30Gewijzigd op 14 November 2020 09:37

Erg ver is de regering gegaan in haar keuze voor Atlantische verbondenheid, schrijft Davids in zijn dinsdag gepresenteerde rapport over de politieke steunverlening aan de inval in Irak.„Met name door in Kamerdebatten onvoorwaardelijk achter de interventie van de Amerikaanse minister Powell in de Veiligheidsraad te gaan staan.”

Die interventie betrof de spraakmakende presentatie die de bewindsman gaf op 5 februari 2003 waarmee hij –toen– velen ervan overtuigde dat het Iraakse regime niet meewerkte aan resolutie 1441 van de Veiligheidsraad.

De toenmalige Nederlandse bewindslieden De Hoop Scheffer (Buitenlandse Zaken) en Kamp (Defensie), die eerstverantwoordelijk waren voor het Irakbeleid, waren volgens Davids „zeer Atlantisch georiënteerd.” Bij hun besluitvorming „prevaleerde de Atlantische reflex boven enigerlei op Europa gerichte houding.”

Het voornemen de inval in Irak te steunen, concludeert de commissie-Davids, „was vooral gebaseerd op overwe-gingen die waren ontleend aan de buitenlandse politiek. Allereerst waren dit nauwelijks expliciet genoemde overwegingen van Atlantische solidariteit.”

De Leidse hoogleraar internationale betrekkingen dr. A. van Staden is niet verrast door die conclusie. „Ik heb op dit dossier nooit iets anders waargenomen.”

Hij begrijpt de keuze van het kabinet om zijn Atlantische bondgenoten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, te volgen. „Dat is niet oneerbaar. De VS waren en zijn een onmisbare bondgenoot, ook onder Bush. Medewerking van dat land is noodzakelijk voor goede, stabiele wereldverhoudingen.”

Nederland heeft de VS niet gesteund om er beter van te worden, meent hij. Ook Davids concludeert dat: „Wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat het uitspreken van politieke steun voor de invasie in Irak was gemotiveerd door Nederlandse handelsbelangen. Wel zou het Nederlandse bedrijfs-leven gebaat zijn bij een politiek van gelijke kansen in het naoorlogse Irak.”

Eenheid

Van „blinde volgzaamheid”, zoals SP’er Kant dinsdag stelde, was echter geen sprake. Davids schrijft in zijn rapport bijvoorbeeld dat premier Balkenende in januari 2003 weigerde een open brief van andere Europese regeringsleiders te tekenen waarin onverkort steun werd betuigd aan het Amerikaans-Britse standpunt. „Het argument om niet mee te doen aan deze publicitaire actie was het handhaven van zo veel mogelijk eenheid binnen de EU.”

Nederland, concludeert Davids ook, heeft in zijn onderhandelingen met de VS steeds het voorbehoud gemaakt dat het een besluit om militaire steun te verlenen zou nemen op basis van een eigen oordeel.

Ons land had bovendien een ander doel met de inval in Irak dan de VS. De Amerikaanse strategie was gericht op regimeverandering, het Nederlandse beleid bleef gericht op ontmanteling van het vermeende Iraakse arsenaal aan massa­vernietigingswapens en later op naleving van de Veiligheids­resoluties.

Van Staden bevestigt dat Nederland bepaald niet altijd in blinde verliefdheid kritiekloos achter Amerika aan loopt. Moeiteloos schudt hij een rijtje kwesties uit zijn mouw waarin Nederland een heel andere lijn volgde dan de VS. Zoals de terroristen-gevangenis op Guan­tanamo Bay, waarvan het kabinet afstand heeft genomen.

Nederland heeft ook nooit verhuld grote moeite te hebben met de acties van de Amerikaanse regering-Bush tegen het Internationaal Strafhof. De regering heeft daarnaast kritiek geuit op de VS omdat dat land het algehele verbod op het nemen van kernproeven eind jaren negentig niet wilde ondertekenen.

Buitenbeentje

Davids schrijft verder in zijn rapport dat het, gegeven de omstandigheden, „begrijpelijk” was dat Nederland er inzake Irak voor koos om zijn Atlantische bondgenoten te volgen. De andere optie, samenwerking met andere Europese landen, was onhaalbaar omdat die diep verdeeld waren.

Van Staden wijst er aanvullend op dat Europa zich tot nu toe niet heeft kunnen ontwikkelen als volwaardig alternatief voor het Atlantisch bondgenootschap. Zeker niet waar het oorlogsvoering betreft. Gebrek aan politieke eensgezindheid, leiderschap en financiële middelen zijn daar debet aan.

Hoewel Nederland niet koos voor een op Europa gerichte koers, stond het binnen Europa niet alleen. „Tientallen andere landen, waaronder de EU-lidstaten Spanje en Italië, kozen ook voor de Amerikaanse lijn”, aldus de Leidse hoogleraar. „Nederland was dus allerminst een buitenbeentje.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer