Schaf de provincies af
De provincie heeft zijn tijd gehad, meent prof. dr. M. S. de Vries. Als extra bestuurslaag heeft de provincie geen meerwaarde meer. Afschaffen dus.
Normaliter staan provincies alleen rond provinciale verkiezingen in het nieuws. Maar nu is dat ineens ook het geval zonder dat verkiezingen op stapel staan. Wat is er aan de hand?Bij het aantreden van dit kabinet stelde de minister van Binnenlandse Zaken voor dat bij belangrijke besluiten nog slechts twee van de drie bestuurslagen –gemeenten provincies en het Rijk– betrokken mogen zijn. Dat was de eerste klap voor de provincies, die de bui zagen hangen dat zij buitenspel zouden worden gezet.
Te midden van de economische crisis worden nu op rijksniveau plannen voorbereid om te bezuinigen en een visie voor te bereiden hoe Nederland moet worden achtergelaten voor volgende generaties. Daarbij staat het voortbestaan van provincies nadrukkelijk ter discussie. Een voorzetje werd vorig jaar al gegeven door de rijksbijdrage aan provincies flink te korten.
Dat leidde bij de provincies tot discussies over wat te doen en mobilisatie van deskundigen om het belang van de provincies aan te tonen. Een van hun belangrijkste argumenten is dat niet duidelijk is wat de meerwaarde is van het opheffen van de provincies.
Kraakbeen
Helaas is dit juist het ultieme argument om de provincies op te heffen. Want het zijn toch de provincies die jaarlijks meer dan 6 miljard euro uitgeven. Zij moeten meerwaarde de meerwaarde daarvan aantonen. Helaas is dit de provincies tot nu toe niet gelukt behalve in vage metaforen als „wij zijn het bestuurlijk kraakbeen”, en „wij zijn cruciaal in het huis van Thorbecke.”
Ooit was dit zo en waren provincies de centrale bestuursorganen in Nederland. In de gouden eeuw werden de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bevolkt door provinciale afgevaardigden. Provincies hadden muntrecht, hieven hun eigen belastingen, en hadden hun eigen legers, wetten et cetera.
Momenteel bedragen provinciale uitgaven nog maar 2 procent van alle publieke uitgaven. Provincies zijn verschrompeld tot kleine grijze muizen die zich nog steeds willen meten met olifanten. De interesse voor de provincie is navenant gedaald, wat blijkt uit een lage opkomst bij provinciale verkiezingen.
Dat steekt bij provinciale bestuurders en zij proberen continu de provincie op de kaart te zetten. Helaas moet worden geconcludeerd dat dit jammerlijk mislukt is. Provincies doen zich wel groot voor en bemoeien zich met veel zaken, maar falen in het duidelijk te maken dat wat zij doen noodzakelijk door hen moet worden gedaan en effectief is.
Ooit waren provincies bedoeld als middenlaag die toezicht hield op wat in gemeenten gebeurt; die hulp bood aan kleine gemeenten als het hun aan capaciteit ontbrak en die bemiddelde bij conflicten tussen gemeenten. Maar door herindelingen en gemeentelijke samenwerkingsverbanden is die hulp steeds minder nodig en blijkt de provincie steeds vaker zelf een bron van conflicten te zijn.
Europese Unie
Nog steeds zien sommigen provincies als bestuurslagen met een optimale schaal. De argumentatie hiervoor ontbreekt. Alleen al het feit dat de omvang van de twaalf provincies sterk verschilt, zowel qua oppervlakte, problematiek als inwonertal, ondergraaft dit argument.
Ten slotte, met de ondertekening van het Verdrag van Lissabon lijkt het er ook steeds meer op dat Nederland zelf een provincie binnen de Europese Unie wordt. Dat mag je uiteraard formeel niet zo zeggen, en het zal de haren van velen recht overeind doen staan, maar toch… die ontwikkelingen zijn niet te ontkennen. En twee middenbesturen is te veel van het goede. Drie bestuurslagen –gemeenten, Rijk en EU– zijn meer dan genoeg.
De conclusie is dat de provincies eigenlijk allang een zachte dood zijn gestorven. Dat moeten we alleen nog accepteren en formaliseren. Dat scheelt 6 miljard euro op jaarbasis aan publieke uitgaven. Geld dat anders op wel belangrijke zaken moet worden bezuinigd.
De auteur is hoogleraar Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen.