Opinie

Online

Jonge slachtoffers van seksueel geweld uit heel Nederland kunnen een traumabehandeling via internet volgen. Aldus een bericht in Pedagogiek in Praktijk Magazine (december 2009). De ontwikkeling ervan is een initiatief van de Rutgers Nisso Groep, in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam.

drs. M. Burggraaf
13 January 2010 08:48Gewijzigd op 14 November 2020 09:35

De behandeling is volgens het bericht zeer effectief. Van een groep behandelde seksueel getraumatiseerde jongeren tussen de 14 en 25 jaar raakte 72 procent ermee van zijn klachten af. De onlinebehandeling is sinds kort landelijk beschikbaar. Ze duurt 12 weken en wordt uitgevoerd door getrainde psychologen. De behandeling wordt vergoed in het basispakket van de zorgverzekeringen en kent geen wachtlijst.Het tijdschrift De Psycholoog (december 2009) wijdt verschillende artikelen aan onlinebehandelingen. Prof. A. Lange van de Universiteit van Amsterdam schrijft in zijn bijdrage ”Hulpverlening voor psychische problematiek via het world wide web” dat onlinehulpverlening in één decennium getoond heeft zich te kunnen meten met gewone behandelingen.

Er zijn verschillende vormen van zelfhulp via internet. Informatieverschaffing is de meest elementaire vorm van zelfhulp. De cliënt doorloopt min of meer zelfstandig een gestandaardiseerd therapeutisch programma. Bij onbegeleide zelfhulp is het aan de cliënt om de juiste behandeling te kiezen en om de discipline op te brengen de behandeling af te maken. Bij de licht begeleide zelfhulp wordt de cliënt hierbij ondersteund.

Zelfhulpprogramma’s zijn aantrekkelijk omdat er een groot deel van de beoogde populatie mee bereikt kan worden, ze anoniem zijn, en tegen lage kosten aangeboden worden. Onlinezelfhulpprogramma’s zijn ontwikkeld voor angst- en stemmingsstoornissen en verslavingsproblematiek. De uitval is echter groot. In een uitgevoerd onderzoek stopte meer dan driekwart van de deelnemers met het zelfhulpprogramma. Het programma bleek geen toegevoegde waarde te bieden boven op de gewone huisartsenzorg.

Een tweede vorm is begeleide zelfhulp voor uiteenlopende klachtgebieden als paniekstoornis, depressie en eetstoornissen. Eerst is er een gesprek met de behandelaar, gevolgd door een kortdurend behandelprogramma van acht tot tien weken en ondersteund via e-mailcontacten en onlinediscussiegroepen. In een recente studie bleken deze programma’s beperkt effect te hebben.

Volledige cognitieve gedragstherapie via internet ligt in het verlengde van begeleide zelfhulp. Ook hier wordt een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid van de cliënt, met een combinatie van psycho-educatie en huiswerkopdrachten.

In alle studies kon worden aangetoond dat de behandeling tot een grotere afname van klachten leidde in vergelijking met de wachtlijst van hen die op een behandeling wachtten. De behandeling voor posttraumatische stress is het best onderzocht, en zal naar het zich laat aanzien worden opgenomen in de behandelrichtlijnen voor de geestelijke gezondheidszorg.

Concluderend stelt de auteur dat onlinehulpverlening een goede aanvulling is op het traditionele aanbod.

Er is ook een andere kant aan de ontwikkeling van zelfhulp via internet. Carolien Martijn schrijft in hetzelfde tijdschrift een artikel ”Pro-anorexia op het internet” (De Psycholoog, december 2009) over de negatieve gevolgen van het deelnemen aan ‘proanorexiawebsites’.

Er staan bij benadering enkele honderden van deze websites op de Nederlandse internetpagina’s. Het zijn verontrustende websites omdat ze de ziekte anorexia nervosa voorstellen als een gezonde manier van leven. Op deze websites bieden de makers – doorgaans adolescente meisjes of jonge vrouwen – steun aan andere personen met een eetstoornis. Een typische proanorexiawebsite bestaat uit een dagboek (een blog), een discussieforum en een fotogalerij met afbeeldingen van extreem dunne vrouwelijke beroemdheden. De meeste van deze websites kennen een tips-en-trucssectie met adviezen hoe te voorkomen dat anderen merken dat er maaltijden worden overgeslagen of dat er wordt overgegeven.

Op een discussieforum bediscussiëren de makers en bezoekers van de website hun voedselinname, uiterlijke lichaamsvormen en gewicht. Zij steunen en motiveren elkaar om zo veel mogelijk af te vallen of een extreem ondergewicht te houden.

In april deed minister Rouvoet van Jeugd en Gezin een dringend moreel appel op alle internetproviders om deze websites te voorzien van een waarschuwing. De meeste providers reageerden hier echter afwijzend op. Zij redeneren dat de eigenaren van dergelijke websites waarschuwingen zouden moeten plaatsen en niet de providers.

Carolien Martijn acht het raadzaam om in therapie bij cliënten met een eetstoornis te informeren naar het internetgebruik. Voor het beperken van de mogelijke invloed op potentiële nieuwe bezoekers lijkt het plaatsen van een waarschuwing een goede strategie. Nog beter zou zijn als deze gevaarlijke sites verboden werden. Maar, de vrijheid van meningsuiting gaat voor alles!

Drs. M. Burggraaf is voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer