In de rij voor de bodyscanner
Een bodyscan heeft niks om het lijf. Daar denken veel Nederlanders anders over, want het is het gespreksonderwerp van de dag. Tegenstanders zeggen dat zo’n doorkijkhokje hun privacy aantast, maar wat is privacy op een luchthaven, een plek waar duizenden reizigers aankomen en vertrekken en de unieke persoonlijkheid van een individu er even niet toe doet? Op een luchthaven ben je sowieso een nummer en door zo’n scan degradeer je hoogstens nog wat verder – tot glasaal, of mensaap, want met je armen wijd omhoog en de benen uit elkaar voel je enige verwantschap.
Wat een baan om al die honderden plaatjes te moeten bekijken. Na tien, twintig controles heb je het wel gezien lijkt me, en zijn al die passanten stofjes op de revers van zo’n veiligheidsman. Je moet wel erg fout in elkaar zitten als je na de tweehonderdste dame nog vol opwinding blijft kijken.Zolang het eerste geval van skimmen niet opduikt, lijkt me zo’n bodyscan niet iets om je druk over te maken.
Een beetje vernederend blijft het natuurlijk wel, die securitychecks met of zonder bodyscan. Vooral dat gedoe met broekriemen bevalt me niks, sinds ik een keer een iets te wijde broek had aangetrokken. Nadat ik de riem eruit had gehaald en op de band had gelegd, voelde ik meteen dat er iets fout dreigde te gaan. Ik durfde geen stap meer te verzetten omdat mijn broek op afzakken stond. Hoe sluis je met beide handen je bagage door, zonder dat je in je onderbroek komt te staan? Ik weet niet meer hoe ik het geklaard heb, maar tot een beschamende vertoning is het niet gekomen.
Intussen zou je door al dat geklaag over privacy en zo een totaal verkeerd beeld krijgen van de gemiddelde luchtreiziger. Die doet doorgaans helemaal niet zo moeilijk; is juist buitengewoon volgzaam in de rij. Een sterk staaltje daarvan maakte ik mee op een Britse luchthaven, toen er een lange rij voor de securitycheck stond. Een eind voor me begon iemand zijn schoenen uit te doen om die ook ter controle door de x-raysluis te laten gaan. Achter hem volgde de een na de ander. Als omvallende dominosteentjes dook iedereen naar beneden om zijn veters te ontknopen. Toen ik bij de vrouwelijke controleur belandde en haar mijn schoenen aanbood, zei ze met een glimlach: Ik weet niet wat jullie bezielt, maar wij hebben niet gevraagd om de schoenen uit te doen. Ik draaide me om en zag de complete rij wachtenden met zijn schoenen in de hand staan. Wie beweert dat schapen geen schoenen dragen, spreek ik sindsdien heftig tegen.
Is al die apparatuur trouwens geen compensatie voor gebrek aan gezag onder het personeel? Zet voor een gate een boomlange vent neer die iedere passagier indringend en aanhoudend in de ogen kijkt, en je moet eens zien wat er allemaal uit zakken en tassen tevoorschijn wordt gehaald. Het ontwapenende effect van oogcontact heb ik zelf ervaren tijdens een Bijbelsmokkeltrip naar een Bijbelvijandig land. Daar stond ik met mijn koffer tegenover een legertje gelaarsde hoge petten. En de eerste vraag die ik mezelf stelde was: Hoe kijk ik? Is oogcontact maken, al of niet met een knipoog, het verstandigst, of is een inspectie van mijn schoenen of het plafond beter? Maar juist omdat je dit staat te bedenken is de natuurlijke blik verdwenen, en heb je de gespeelde onschuld in je ogen al verspeeld.
Wat hebben al die privacygevoelige Nederlanders te verbergen wanneer ze protesterend voor dat doordringende oog van de bodyscanner staan? Dat is hun bijkans aangeboren argwaan jegens iedereen die een pet op heeft, en tegenover alles wat riekt naar formeel gezag. De onzichtbare vijand die terrorisme heet, is kennelijk nog niet reëel genoeg om een nuchtere afweging van belangen te maken. En om de bodyscanner juist te verwelkomen.
Ab JansenReageren aan scribent? buza@refdag.nl