De Saambinder / De Wachter Sions
De Saambinder, weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, start een nieuwe rubriek over de Namen van de Heere Jezus. Ds. A. Schot gaat in op Alfa en Omega (Openb. 22:13).
„Mag men de namen van de Middelaar wel behandelen op de volgorde van het alfabet? Jawel, Christus Zelf geeft hierin het voorbeeld. Van Hem is het beeld van het alfabet afkomstig. Hij vergelijkt Zichzelf hier bij de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. Als Hij met de eerste en de laatste letter vergeleken mag worden, sluit dat ook alle andere letters in. Hij is het begin, het einde, maar ook alles wat daartussen ligt.In mijn geboorteplaats was vroeger een klein winkeltje met de naam: A tot Z. De winkelier wilde daarmee zeggen: hier is alles te verkrijgen. In Christus is alles te vinden. Hij is de Alfa. Aan die eerste letter gaat niets vooraf. Zo is Christus het begin. Hij heeft geen begin, maar Hij is het begin. Hij is de Alfa in Zijn besluit en in Zijn werk. Hij was de eerste in het werk der Schepping. Hij is ook de eerste in het werk der herschepping. Hij was de eerste in de tussentreding bij Zijn Vader in de eeuwigheid. Hij is ook de eerste als Hij een zondaar opraapt. Velen leggen het begin van de zaligheid in de mens. Maar zulken tasten de naam Alfa aan. Hij blijft de eerste. Dat is een grote les.
Hij is ook de Omega. Er staat niet dat Hij een einde heeft, maar Hij is het einde. Hij bereikt het doel dat Hem voor ogen staat. Paulus zegt van Hem: „Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen.” In het rijk der schepping heeft Christus het laatste woord. Hij komt straks als rechter.
Ook in het werk der herschepping is Hij de Omega. Hij heeft het Zijn Kerk beloofd: „En ziet Ik ben met ulieden alle de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Dat Hij de Omega is, mocht de dichter zien toen hij zong: „De Heer’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk, voor mij volenden.” Wat moet dit woord voor Johannes op Patmos tot troost zijn geweest. Vaak kunnen Gods kinderen het niet bezien. Zoals een klein kind moet leren lezen, zo moeten de gelovigen Zijn namen leren spellen, letter voor letter. Dat kan alleen het onderwijs des Geestes leren. Zal Hij de laatste zijn in uw leven? Zal Hij de Omega voor ons zijn, dan moet Hij ook de Alfa zijn.”
De Wachter Sions
In De Wachter Sions (blad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland) reageert L. M. P. Scholten op prof. G. van den Brink. De laatste stelde dat orthodox-gereformeerden de zin ”Die, met ons lot bewogen” uit de Lofzang van Zacharias niet altijd meezingen.
„In het decembernummer van het theologische tijdschrift Theologia Reformata reageert prof. dr. G. van den Brink op een opmerking van de bekende schrijver J. Mastenbroek. De redactie van het blad Oude Paden had eind september een symposium georganiseerd over de Psalmen. Mastenbroek, een van de sprekers, was daar onder meer ingegaan op de regel in de berijmde lofzang van Zacharias „Die met ons lot bewogen.”
Het RD had daarover geschreven in het verslag van het symposium: „Mastenbroek kent kerkenraadsleden die dan niet meezingen, omdat zij geloven dat God alleen in Zichzelf bewogen kan zijn.”
Van den Brink: Waar het de weigeraars om gaat, is dat God in deze regel wordt voorgesteld als zijnde bewogen met ons mensen. Dat zou onbijbels zijn, aangezien God in werkelijkheid „alleen in Zichzelf” bewogen kan zijn. Volgens Van den Brink komt deze gedachte over een onbewogen God uit de antieke, heidense Griekse filosofie en spreekt dit godsbeeld zeer gelovige mensen aan, omdat het lijkt alsof de afstand tot God onoverbrugbaar is. Toch is het een gedachte die, aldus prof. Van den Brink, „het hart in het Evangelie van Gods genadige toewending tot zondaren” in het geding brengt. Zonder de ontferming van God zou de overrompelende ervaring van genade die Jezus Christus heeft gebracht, ondenkbaar zijn. Het is deze liefde van God die bijzonder tot uitdrukking komt in het feest van de geboorte van Jezus: Kerst. Tot zover Van den Brink.
Jammer dat hij niet even contact heeft opgenomen met Mastenbroek. Want het is niet te geloven dat deze (zelf ouderling in de Gereformeerde Gemeenten) kerkenraadsleden zou kennen die geloven „dat God alleen in Zichzelf bewogen kan zijn.” Alzo lief heeft God de wereld gehad…
Maar hoe zit het dan met het bezwaar tegen de regel uit de berijming van Zacharias’ lofzang? Wij kunnen het niet beter zeggen dan met de woorden van ds. Mallan. In een kerstpreek (te vinden in Het gesproken Woord, deel 1, blz. 62) gaat hij erop in, dat er nogal eens aanmerking wordt gemaakt op de regel „Die met ons lot bewogen.” Hij zegt daarvan dan: „En dan wordt er gezegd: „God is niet met het lot van de mens bewogen geweest.” In de eeuwige verkiezing is God ook niet met het lot van de mens bewogen geweest. Het hoofddoel in de verkiezing is de verheerlijking Gods geweest. En Hij heeft vrij en soeverein verkoren tot de zaligheid. Hij heeft geen deugd van de mens in aanmerking genomen en Hij heeft ook de ellende van de mens niet in aanmerking genomen. Dus Hij is wat dat betreft niet met ons lot bewogen geweest. Hij is in Zichzelf bewogen geweest. Maar we hebben de Raad des Vredes of het Verbond der verlossing wel te onderscheiden van de Goddelijke verkiezing, al is die Raad des Vredes ook van eeuwigheid geweest. Maar in die Raad des Vredes of dat Verbond der verlossing zag God de door Hem verkorenen als gevallen voor Zich en zag Hij ze in die diep ellendige staat. En dan is Hij wel (daar het de voorwerpen van Zijn liefde waren) met hun lot bewogen geweest. En zo is in die Raad des Vredes ook de weg geopend, waardoor God Zijn barmhartigheid zou kunnen bewijzen.” Tot zover ds. Mallan.
De botsing tussen Mastenbroek en Van den Brink zou niet gebeurd zijn als beiden dat onderscheid tussen de Goddelijke verkiezing en de raad des vredes maar in acht genomen hadden. Wij schrijven deze dingen met grote schroom. Want de kennis die de Heere van Zichzelf heeft geopenbaard in Zijn Woord gaat het begrip van de mens ver te boven. In het bijzonder geldt dit van Zijn eeuwig raadsbesluit. Hij is de algenoegzame, soevereine, alwijze God, Die in de vaststelling van Zijn raadsplan in geen enkel opzicht beïnvloed is door iets buiten Hem. Omdat alles uit Hem en door Hem en tot Hem is, is Hij volkomen vrij om te doen wat Hem belieft, en om te bepalen wat Hij verkiest. Dat Goddelijke welbehagen is volmaakt heilig en goed, want daarin zoekt Hij Zichzelf en verheerlijkt Hij Zijn deugden.
Tegelijk is het in volmaakte overeenstemming met Zijn heilig wezen, vrijmachtig, soeverein en tegelijk heilig, wijs en goed. Door niets is Hij bewogen dan alleen door Zichzelf. Paulus spreekt in Efeze 1:9 over „de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelven.” (…)
Zo zijn de berijmers van 1773 niet mis geweest met de regel „Die met ons lot bewogen.” Trouwens, ze is in overeenstemming met de onberijmde tekst, die spreekt van de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods. We zien hier het grote belang van het maken van goede onderscheidingen in de geloofsleer. Wel benadrukken we nog eens, dat al het spreken vanuit ons eindig begrip over de kennis die de Heere van Zichzelf heeft geopenbaard in Zijn Woord, altijd een gebrekkig stamelen zal blijven.”