Medezeggenschap aanwinst
Een medezeggenschapsraad (mr) in het onderwijs die gepaard gaat met respectvolle verhoudingen is een aanwinst, menen Gerben Heldoorn en Gert Jan Bosland.
Op z’n minst eenzijdig. Zo moet het artikel ”Wel meepraten, maar het bestuur beslist!” (RD van dinsdag) toch wel worden getypeerd. Is het zo dat de Wet medezeggenschap scholen (WMS) een aantasting is van het door God gegeven gezag? Worden in het genoemde artikel partijen niet onnodig tegenover elkaar in plaats van naast elkaar gezet? In dit artikel willen we een ander geluid laten horen. Medezeggenschap in het onderwijs: een aanwinst!De Johannes Calvijnschool in Amersfoort is vol enthousiasme met de invulling van medezeggenschap aan de slag gegaan. Allereerst zijn er verkiezingen gehouden, voor zowel de ouder- als de personeelsgeleding. Dat gaf al de eerste verrassing: kandidaten voor bestuursfuncties op scholen zijn vaak moeilijk te vinden, terwijl we nu volop kandidaten hadden.
Uitgaande van de wetgeving is het duidelijk dat besturen en medezeggenschap twee heel verschillende zaken zijn: de WMS regelt „in het belang van het goed functioneren van de school” het overleg met een delegatie van personeel en ouders. Dat overleg is hard nodig en –door de toenemende beleidsvrijheid van bestuur en management – ook zeer gewenst om de belangen van bestuur, personeel en ouders in balans te houden.
Wij zien de toekenning van advies- of instemmingsrecht dan ook vooral als een signaal van de wetgever bij welke onderwerpen het draagvlak en de inbreng van personeel en/of ouders nog meer van belang is om als bestuur een goed en gedragen besluit te kunnen nemen. Er is dan ook geen sprake van verdeling van het gezag, maar van constructieve samenwerking ten gunste van de leerlingen.
Hoe geven we die samenwerking in Amersfoort invulling? Allereerst door een vrijwel altijd uitgenodigde en aanwezige directeur, als vertegenwoordiger van het bestuur. Hij kan op die manier –naast de schriftelijke informatieverstrekking– ook mondeling invulling geven aan het informatierecht van de mr. Alleen als een mr maximaal voorzien is van informatie (én voldoende scholing krijgt aangeboden), kan hij zijn werk uitvoeren zoals bedoeld door de wetgever.
In de tweede plaats wordt beleid in een vroeg stadium besproken. Een voorbeeld daarvan is een recent voorstel voor het meerjarenformatiebeleid. Een van de uitgangspunten was om in de onderbouw geen combinatiegroepen te vormen. De oudergeleding van de mr kwam beargumenteerd met het advies om zo lang mogelijk ook groep 8 enkel te houden. Het personeel gaf na de toevoeging van dit punt zijn instemming. Kortom: samen, ten gunste van de leerlingen en het onderwijs.
Ten slotte maakt de mr gebruik van het initiatiefrecht. Het leerlingenaantal op onze school loopt terug. De mr heeft daarom het initiatief genomen om die ontwikkeling nader te analyseren en met aanbevelingen te komen, hoewel hij voor de besluitvorming over die aanbevelingen nauwelijks of geen positie heeft.
Een advies maakt geen inbreuk op een gezagsrelatie. Moet het daar dan maar bij blijven? Voor ouders zien wij het instemmingsrecht niet als een probleem. Het bestuur legt vaak aan dezelfde ouders (maar in een andere verantwoordelijkheid) verantwoording af over het gevoerde beleid. Zou hun inspraak dan afbreuk doen aan het gezag?
De instemmingsbevoegdheid van de personeelsgeleding heeft vooral betrekking op arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden. Toen er nog geen mr was, zorgde een directeur voor overeenstemming tussen werkgever en werknemer. Ook hier is dus geen sprake van de beperking van het gezag van het schoolbestuur, eerder van een andere vormgeving.
Waar het uiteindelijk om gaat is dat de medezeggenschap op een verantwoorde manier gestalte krijgt. Niet zozeer het instituut en de taken van de medezeggenschapsraad vormen een gevaar voor de gezagsverhoudingen, als wel de wijze van omgaan met elkaar. Gezag en medezeggenschap vragen om wederzijds respect, om een dienende instelling en om een afhankelijke levenshouding, kortom: een leven naar Gods Woord.
Gelukkig ervaren we als mr en als schoolleiding deze dienende houding. Als medezeggenschap op deze manier vorm krijgt, kunnen we het alleen maar zien als een aanwinst. Dan is het misschien wel jammer dat we medezeggenschap niet eerder vormgegeven hebben, juist op scholen met betrokken ouders en personeel.
De auteurs zijn respectievelijk directeur en voorzitter van de medezeggenschapsraad van de Johannes Calvijnschool in Amersfoort.