Politiek

Het gereformeerde verleden als herfstdag

CDA’er Schinkelshoek groeide weg van de gereformeerde gezindte. Maar hij zal er nooit met dedain over spreken. „Mijn oud gereformeerde jeugd is als een zwaarmoedige herfstmiddag, met lange schaduwen. Maar een schaduw veronderstelt een zon. En die zie ik ook.”

tekst Pieter Jan Dijkman
8 January 2010 10:36Gewijzigd op 14 November 2020 09:33
Schinkelshoek zit in zijn studeerkamer, in een monumentale hofjeswoning in de binnenstad van Den Haag. De boeken reiken tot het plafond. Hij heeft zojuist het haardvuur ontstoken. Af en toe rijst hij op uit zijn stoel om iets te laten zien uit de boekenco
Schinkelshoek zit in zijn studeerkamer, in een monumentale hofjeswoning in de binnenstad van Den Haag. De boeken reiken tot het plafond. Hij heeft zojuist het haardvuur ontstoken. Af en toe rijst hij op uit zijn stoel om iets te laten zien uit de boekenco

Op zijn massief houten bureau in zijn studeerkamer staan drie vlaggetjes: van de PKN, het CDA en de Rabobank. Met alle drie voelt hij zich verbonden. Hij kerkt bij een protestantse gemeente, hij werkte bij de boerenleenbank, en nu is hij CDA-Tweede Kamerlid. „Met een beetje verbeelding zou je kunnen zeggen: kerk, staat en maatschappij”, glimlacht hij.Liefde voor de publieke zaak: het is de erfenis van zijn jong overleden vader geweest. „Mijn vader was daarin mijn voorbeeld. Hij maakte zich op zijn manier verdienstelijk: als penningmeester van de SGP, als lid van het schoolbestuur, hij stond zelfs op de nominatie om diaken te worden. Hij had toch altijd iets van: ja, jongen, de grote afrekening komt na dit leven, maar eerst heb je nog een taak in deze wereld, je hebt je verdienstelijk te maken.”

Schinkelshoek –blauwe trui, vlinderdas– zit in zijn studeerkamer, in een monumentale hofjeswoning in de binnenstad van Den Haag. De boeken reiken tot het plafond. Hij heeft zojuist het haardvuur ontstoken. Af en toe rijst hij op uit zijn stoel om iets te laten zien uit de boekencollectie van zijn opa, ds. W. van Dijk, oud gereformeerd predikant in Capelle aan den IJssel, Grafhorst en Rijssen. Tijdens het gesprek benadrukt hij het verschillende malen: ja, hij heeft veel te danken gehad aan zijn gereformeerde opvoeding. En nee, hij heeft niets met types als Maarten ’t Hart. „Ik steiger als mensen met dedain spreken over zwartekousenkerken.”

Scheepswerf

Jan Schinkelshoek is geboren in 1953 in Capelle aan den IJssel. Zijn opa en vader werkten op scheepswerven langs de Hollandse IJssel, onder de rook van Rotterdam. Het gezin kerkte in de oud gereformeerde gemeente in Krimpen aan den IJssel.

Het Kamerlid ziet zichzelf nog lopen, van Capelle naar Krimpen, over de dijk, over de Algerabrug. Hij herinnert het zich met een glimlach. „Twee keer op een zondag, een halfuur heen, een halfuur terug. Ik liep met neven en vrienden. We hebben wat afgeoreerd: over maatschappij, over sport, on­getwijfeld ook over meisjes, maar toch vooral over politiek.”

Zijn jeugd was er een als van vele anderen. Tot die ingrijpende „zwarte donderdag”, 3 september 1970. Een dag van „beslissende betekenis”, zoals hij het zelf noemt. Jan, 16 jaar, kwam uit school, de Driestar in Gouda. „Ik weet nog goed dat ik onze dominee aantrof, ds. M. A. Mieras. Ik was geheel verbaasd. „Dominee, u hier?” ’s Ochtends was mijn vader als altijd naar de scheepswerf gegaan, ’s avonds kwam hij in een kist thuis.” Hartaanval.

„Die dag had ik het gevoel dat mijn wereld instortte.” Hij slikt. Ja, zegt hij zacht: „Mijn wereld is toen ook ingestort.”

„Er was ineens een soort ban gebroken. Het heeft me opstandig gemaakt. Het klinkt zo verwijtend, maar toch: ik vond het onrechtvaardig. Waarom hij? Waarom zo jong? Waarom, toch, zo nodig? Je voelt je in de steek gelaten. Nee, je sprak niet zo over je verdriet. Ik ben altijd al een eigenheimer geweest, een binnenvetter. Maar dat was ik zeker in die jaren.”

Ja, hij denkt nog vaak aan zijn vader. Vooral bij beslissende gebeurtenissen. Bij zijn overgang van de journalistiek naar het CDA, toen hij hoofdredacteur van de Haagsche Courant werd, bij zijn beëdiging als Kamerlid. „Wat zou vader ervan hebben gevonden?”

Twee jaar geleden nodigde hij zijn vroegere schoolmeester Van Bochove, zoon van een SGP-Kamerlid, uit voor een rondleiding op het Binnenhof. „Het eerste wat die zei was: „Wat zou je vader dit prachtig hebben gevonden.” Inderdaad, dacht hijzelf. „Vader zou trots geweest zijn.”

Dominee

Zonder het vroege overlijden van zijn vader had zijn levensloop er anders uitgezien. Hij weet het bijna zeker. „Toen begon ik me voor het eerst af te zetten tegen het oud gereformeerde milieu. Ik werd rebels, weerspannig. Mijn pad was al uitgestippeld: ik zou de lerarenopleiding aan de Driestar gaan volgen. En een onuitgesproken ideaal was dat ik ooit, net als opa Van Dijk en oom Jo Schinkelshoek, dominee zou worden. Maar ik had helemaal geen zin meer in die lerarenopleiding. Ik wilde weg, eruit. Breken is niet het goede woord. Ik wilde vooral meer zien dan het oud gereformeerde milieu alleen.”

Zijn leraar biologie –„die zag wellicht al dat ik begon af te dwalen”– wees hem op een vacature bij het Reformatorisch Dagblad. Op zijn achttiende werd hij regioverslaggever. Hij schreef over de schaapsscheerdersfeesten op de Ginkelse Heide, de kerncentrale in Borssele. „Ik moet toen een pedante indruk hebben gemaakt. Want al bij mijn aanstelling zei ik: „Ik ben blij dat ik hier mag komen werken, maar u begrijpt natuurlijk wel dat ik heel snel politiek redacteur wil worden.” Ik had nu eenmaal een tik van die molen meegekregen.” Sinds zijn twaalfde, dertiende had hij politieke berichtjes uit De Rotterdammer geknipt. De nacht van Schmelzer en de val van het kabinet-Cals in 1966: hij discussieerde er al met zijn vader over.

Op een gegeven moment vroeg de toenmalige hoofdredacteur, Janse, hem: „Jan, je wilde toch naar Den Haag? Ik heb een klusje voor je op het Binnenhof.” „Het werd een enkele reis, in een heleboel opzichten.”

Fietsen

Den Haag vormde een „katalysator voor een geleidelijke breuk” met de gereformeerde gezindte, zo formuleert hij zorgvuldig. In die tijd las hij veel: theologen als Karl Barth, Reinhold Niebuhr. „Barth sprak in zijn Romeinenbrief van een God van de andere kant, de Gans Andere. Toen ik dat las, dacht ik: Ja, dat is het! Het voelde als een bevrijding. Het enige wat wij deden was God voor onze kar spannen. Wij maakten een God van regeltjes, een God die het fietsen op zondag verbood. Maar het hangt niet van ons af, van onze regeltjes, zo besefte ik met een schok. Goddank, zou ik zeggen.”

Schinkelshoek raakte geïnspireerd door de evangelische radicaliteit van ARP-politici als Aantjes. „Aantjes liet zien dat er ook andere vormen van christelijke politiek waren dan de getuigenispolitiek van de SGP. Solidariteit, gerechtigheid, daar moest het om gaan. Dat soort geluiden stond voor mij in schril contrast met de behoudzucht van de gereformeerde gezindte. Het was een verademing.”

Regelmatig denkt hij nog terug aan een voorval met ARP-minister De Gaay Fortman, in 1973. „Het kabinet-Den Uyl had de bede uit de Troonrede geschrapt. Ds. Abma, SGP-Kamerlid, en Jongeling van het GPV maakten geweldige stampij. Hoe kan een christenpoliticus dit voor z’n rekening nemen, vroegen zij zich af. De Gaay Fortman zei toen: Christelijke politiek laat zich niet afleiden van formules, laat zich niet reduceren tot woorden, maar laat zich aflezen aan daden. Indrukwekkend, hoor.”

Van der Groe

In de jaren 80 en 90 zwierf Schinkelshoek door verschillende kerken. Eerder al had hij de overstap gemaakt van de Oud Gereformeerde Gemeenten naar de Gereformeerde Gemeenten, in de jaren negentig liet hij zich overschrijven naar de Hervormde Kerk.

„In de gereformeerde gezindte kwam ik zuurstof tekort. Ik vond het beknellend: dit mócht niet, dat móést wel. En ik voelde me opgesloten in gedateerde procedés en oplossingen uit het verleden. Er was een tijd dat ik met buitengewoon veel instemming de oudvaders heb gelezen. Ik heb Van der Groe bewonderd vanwege zijn felle aanklachten tegen politiek en samenleving aan het einde van de achttiende eeuw. Maar met die vermaningen kwam ik er niet meer: ik kan er vandaag de dag simpelweg niet meer mee uit de voeten.

In de Hervormde Kerk vond ik veel meer ruimte, veel meer licht. Ja, dat is het: veel meer leven uit de verwondering, veel meer weten dat er een God is Die Zich om deze wereld bekommerd heeft.”

Hij laat zijn stem zakken. „Het was geen radicale breuk. Nee, ik ben er geleidelijk aan van weggegroeid. Frustraties heb ik nooit gehad. Ik zie mijn oud gereformeerde jeugd als een zwaarmoedige herfst­middag, een tikkeltje drukkend, een broeierig zonnetje en lange schaduwen. Maar schaduw veronderstelt wel een zon, en die zie ik ook. Ik ben dankbaar voor mijn opvoeding in de gereformeerde traditie. Ik heb er geleerd dat je je moet inzetten voor de publieke zaak. En daarnaast dat de mens leeft bij ingrijpen van Hogerhand.”

Als hij over God spreekt, is er aarzeling, hij zoekt naar woorden. Van zijn vader leerde hij dat je dienstbaar moest zijn aan de publieke zaak. „Maar ook dat je er daarmee niet komt, dat je sterk afhankelijk bent van, ja toch van, ehm, genade.” Hij aarzelt om het woord uit te spreken. Genade, het klinkt zo groots.

Gereformeerde termen als verzoening door voldoening, hij kan er „niets meer mee.” Natuurlijk, de zekerheden van het geloof mist hij soms wel. „Ik ben jaloers op mensen die de vastigheden van het geloof wel hebben. Ik ben vooral zoekend, tastend en stuntelig, mijn weg gegaan. Maar ik kan er in elk geval bij ademhalen. Ik kan het verhaal vertellen, ermee leven, door­vertellen aan mijn kinderen. Welk verhaal? Weten dat er aan de andere kant Iets is. Iets met een hoofdletter.”

En dan ineens is er weer zijn vader. Schinkelshoek staat op en toont zijn boekenschatten. Links het rijtje Reformatie en Calvijn, linksboven moderne theologie, Kuitert, die plank daar, dat is de Nadere Reformatie. Hij opent een zwart gekaft boekje van zijn opa, ds. Van Dijk, ”Mijne tijden zijn in Uw hand”. Voorin ziet hij plotseling een rouwkaart van zijn vader liggen. „Ach lieve help.” Hij schraapt zijn keel „Kom ik ineens weer tegen. Tja, 43 jaar is ook wel erg jong.” Hij zwijgt. „Nou ja, je ziet: ik heb mijn boeken goed gegroepeerd.”

Christelijke politiek

Ruim dertig jaar draaide hij al rondjes rond het Binnenhof. Als parlementair journalist, als voorlichter en politiek adviseur van CDA-fractievoorzitter De Vries en, tijdens verkiezingscampagnes, van premier Lubbers. De rondjes werden steeds kleiner. In 2006 werd hij zelf politicus.

Het past hem als een maatpak, het Kamerlidmaatschap, zegt hij zelf. Het is „ontzettend hard werken”, het heeft „een geweldige impact” op zijn privéleven, zijn vrouw ziet hij minder dan voorheen. En toch, die politiek is als een behaaglijk vuurtje, ooit aangewakkerd door zijn vader, waar hij geen genoeg van kan krijgen.

De afgelopen jaren waren er slechts een paar momenten dat hij het moeilijk had in de fractie. De kwestie met legerimam Ali Eddaoudi was zo’n moment. Buikpijn kreeg hij ervan. De CDA-fractie stemde met VVD, PVV en SGP tegen de aanstelling van de imam bij het leger. „Tot het laatst toe heb ik me ertegen verzet, ik heb overwogen tegen de fractie in te stemmen. Het draaide om een principiële zaak: de vrijheid van godsdienst. Via een stemverklaring hebben we dat punt zo goed mogelijk overeind gehouden. Dat was voor mij het minimum.”

Een christenpoliticus, nee, zo zal hij zichzelf niet noemen. Schinkelshoek vouwt zijn handen op zijn hoofd en staart naar het plafond. „Christelijke politiek? Ik weet niet wat dat is, het is mij te hoog gegrepen. Ik weet wat christelijk geïnspireerde politiek is. Ik probeer te leven van wat mij uit het verleden, uit de Bijbel, uit het christendom is overgeleverd. Maar dat wil niet zeggen dat ik mij zo arrogant waan dat ik weet hoe het in elkaar zit. Voor zoiets aards als politiek moet je je niet op Christus beroepen. Hoe vaak is God niet voor het karretje gespannen?

Christelijke politiek kan niets anders zijn, zo heb ik van Niebuhr geleerd, dan nuchtere politiek, christelijk realisme: kleine stapjes, compromissen. Het is gevaarlijk als politici denken de hemel op aarde te kunnen vestigen. Dan loop je de kans dat het op een hel uitloopt. Het stichten van de hemel op aarde, dat is ons niet gegeven.”


Levensloop Jan Schinkelshoek

Jan Schinkelshoek werd op 29 oktober 1953 in een oud gereformeerd gezin in Capelle aan den IJssel geboren. Op 18-jarige leeftijd trad hij in dienst bij het Reformatorisch Dagblad. Na ruim twee jaar stapte hij over naar de Haagsche Courant. Begin 1983 begon hij als hoofd voorlichting van de CDA-Tweede Kamerfractie en zeven jaar later volgde de stap naar het ministerie van Justitie. In 1994 werd hij hoofdredacteur van zijn oude krant, de Haagsche Courant. Begin 2001 startte hij als directeur communicatie van de Rabobank. Sinds 2006 is hij CDA-Tweede Kamerlid. Schinkelshoek is getrouwd met jkvr. Agaath Reuchlin. Hij heeft twee zonen uit een eerder huwelijk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer