Kortere WW lijkt brug te ver
Regeringspartijen CDA en PvdA voelen niets voor een verkorting van de duur van een WW-uitkering.
Dat meldden de partijen donderdag in een reactie op het traditionele nieuwjaarsartikel van de hoogste ambtenaar van het ministerie van Economische Zaken, Chris Buijink, in het economenvakblad ESB.Buijink, die vorig jaar aandrong op een hogere pensioenleeftijd, noemt hierin de verhoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 67 jaar een stap in de goede richting. Maar het is volgens hem niet genoeg om mensen langer aan het werk te houden. Het recht op WW moet in zijn ogen worden bekort, omdat het nu nog te aantrekkelijk zou zijn om ouder personeel via de uitkering vervroegd te laten uittreden.
Volgens Kamerleden Van Hijum (CDA) en Vermeij (PvdA) is het echter „te simpel” om te denken dat ouderen langer aan het werk blijven als ze minder rechten voor een werkloosheidsuitkering kunnen opbouwen.
Vermeij wijst erop dat in 2006 de maximale WW-duur al is ingekort van vijf jaar naar drie jaar en twee maanden. Van Hijum stelt ook dat afgelopen jaar de WW is aangescherpt voor langdurig werklozen. Mensen die langer dan een jaar WW ontvangen, kunnen nu verplicht worden elke baan te accepteren, ook al ligt die onder hun kennisniveau en wordt die slechter betaald dan de uitkering.
Volgens CDA en PvdA is er vooral een cultuuromslag op de arbeidsmarkt nodig om ouderen meer aan het werk te krijgen. De regeringspartijen betogen al enige tijd dat werkgevers meer moeten investeren in de kennis en inzetbaarheid van hun personeel op de langere termijn. Verder hebben CDA en PvdA al eerder laten weten dat ze overwegen werkgevers en vakbonden medeverantwoordelijk te maken voor de uitvoering van de WW.
In zijn nieuwjaarsartikel stelt Buijink verder dat de oplossing van het sterk oplopende overheidstekort niet gezocht moet worden in hogere belastingen, maar in bezuinigingen en toepassing van het profijtbeginsel, waarbij de burger meebetaalt aan voorzieningen van de overheid die hij gebruikt.
Bij bezuinigingen wil de topambtenaar niet „de kaasschaaf” hanteren, maar duidelijke keuzes maken en het mes zetten in subsidies. Zo wordt voorkomen dat Nederland opnieuw de fout maakt van de jaren tachtig. Toen werd het bedrijfsleven zo sterk op kosten gejaagd dat de winstgevendheid van bedrijven en daarmee de economische groei in gevaar kwam.
De topambtenaar heeft kritiek op de solotour van Nederland in het klimaatbeleid. Ons land streeft naar een vermindering van de uitstoot van het broeikasgas CO2 met 30 procent, terwijl binnen de Europese Unie 20 procent is afgesproken. Dat leidt tot hoge uitgaven voor milieubeleid. Binnen een internationaal gecoördineerd beleid wordt dat geld efficiënter besteed, aldus Buijink.