Babysterfte
De vraag waarom Nederland van lieverlee is gaan behoren tot de Europese landen met een relatief hoge babysterfte, bezorgde al menigeen hoofdbrekens. Toenmalig staatssecretaris van Volksgezondheid Ross (CDA) was in 2003 zo verbouwereerd over de slechte score die Nederland in een internationaal vergelijkend onderzoek behaalde, dat ze vluchtte in ontkenning: de cijfers deugden niet.
Die luxe was minister Klink niet vergund toen latere vervolgonderzoeken nauwelijks verbeteringen te zien gaven. De conclusie leek dan ook onontkoombaar: bevallen in Nederland was een problematische aangelegenheid.Aan de begin 2008 door hem ingestelde stuurgroep zwangerschap en geboorte vroeg Klink concrete en realistische voorstellen om de babysterfte terug te dringen. Huisartsen, verloskundigen en gynaecologen speculeerden toen al hardop over de mogelijke oorzaken en die waren er volop. Nederlandse vrouwen bevallen op steeds latere leeftijd, er zijn relatief veel fertiliteitsbehandelingen met een hogere kans op meerlingzwangerschappen en met name allochtone vrouwen in achterstandswijken waren onvoldoende doordrongen van de risico’s van een ongezonde leefstijl voor het ongeboren kind.
Pijnlijker was een analyse van de Utrechtse gynaecoloog Visser, die –eveneens in 2008– de voor Nederland gangbare werkwijze van huisartsen, gynaecologen en verloskundigen ter discussie stelde. Was die kwaliteit zo hoog, waarom moest dan ruim de helft van de vrouwen die hun eerste kind thuis zouden baren tijdens de bevalling alsnog naar het ziekenhuis?
Behalve dat hij de risicoselectie door verloskundigen bekritiseerde, laakte Visser de afwezigheid van gynaecologen in kleinere ziekenhuizen tijdens de nachtdiensten. Deze absentie riep vragen op, vooral toen bleek dat de babysterfte in deze ziekenhuizen ’s nachts 23 procent hoger lag dan overdag.
Met het spraakmakende artikel bracht Visser de babysterfte in de eerste plaats in verband met de haperende kwaliteit van het Nederlandse verloskundig systeem. Heette zo’n constatering destijds nog opzienbarend, de door Klink ingestelde stuurgroep die woensdagmiddag zijn rapport presenteerde, zit op dezelfde lijn. Het doorvoeren van de door de stuurgroep gedane aanbevelingen –onder meer elke zwangere een casemanager toewijzen én haar standaard voor de bevalling thuis bezoeken– betekent per saldo dan ook niets minder dan een aardverschuiving in de huidige verloskundige zorg.
Dat de stuurgroep deze ingrepen nodig acht, toont Vissers gelijk. Het gegeven dat sommige vrouwen zelf de kans op complicaties vergroten door te kiezen voor een ongezonde leefstijl mag niet worden verzwegen. Christenen past daarnaast het besef dat het God is Die ook rond de bevalling beschikt over leven en dood. De conclusie dat het terrein van zwangerschap en geboorte de afgelopen decennia is verwaarloosd, kan echter niet langer worden genegeerd, evenmin als de oproep om het tij te keren. In een welvarend land is elk sterfgeval dat te wijten is aan een gebrekkige organisatie van de verloskundige zorg er een te veel.