De jaren van de grote mannen
Titel:
”Delen of Helen? Kroniek van hervormd kerkelijk leven in en met de Gereformeerde Bond 1951-1981”
Auteur: dr. ir. J. van der Graaf
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2002
ISBN 90 435 0456 4
Pagina’s: 544
Prijs: € 39,90. ”Delen of helen?” zou voor predikanten, ambtsdragers en gemeenteleden tot de verplichte lectuur moeten behoren. Hoeveel bagage van vele jaren zou dan kort worden meegekregen. Er zou ook een veel helderder kijk ontstaan op de ontwikkeling van het kerkelijk en geestelijk leven in onze tijd. ”Delen of helen?” bestrijkt een periode waarin veel is gebeurd. Veel wat niet vergeten mag worden.
Met ”Delen of Helen?” is een werk uitgekomen van grote waarde. Reeds eerder (1978) verscheen een eerste deel onder dezelfde titel. Alleen de ondertitel was anders: ”Hervormd kerkelijk leven in en met de Gereformeerde Bond, 1906-1951”. Nu luidt de ondertiteling: ”Kroniek van hervormd kerkelijk leven in en met de Gereformeerde Bond, 1951-1981”.
Het boek is boeiend geschreven. Zelf nam ik eerst deel I door om vervolgens de aansluiting bij deel II te maken. Wat van het laatste deel geldt, kan eigenlijk ook van het eerste deel gezegd worden. Wel lijkt het mij dat in het eerste deel de spitsen meer nog naar binnen zijn gericht. Het tweede deel treedt sterker naar buiten. Dat brengt de gehele ontwikkeling met zich mee.
En er is in de nu besproken jaren ook zoveel gebeurd dat niet vergeten mag worden. Van veel moet geconstateerd worden dat de geschiedenis zich herhaalt, al is het boek bepaald geen herhaling. Maar nog sterker laat het geheel zien waarop alles uiteindelijk uitloopt. Dat is geen wonder, want de samensteller, dr. ir. J. van der Graaf, noemt de jaren 1951-1981 de jaren „van de grote mannen.” Wie al lezend het boek doorneemt, krijgt af en toe heel sterk de indruk: „Maar dit is profetie geweest!” Helaas vaak versmade profetie, met alle gevolgen daarvan. En met een trieste oorzaak! Maar daarover straks.
Uiteraard heeft de samenstelling van een dergelijk boek altijd iets subjectiefs. Maar dat behoeft nog niet te betekenen dat van eenzijdigheid sprake is. Dé grote waarde is vooral de authenticiteit: wat ons wordt geboden, heeft eenmaal zwart op wit gestaan. De verbindende tekst van de schrijver is slechts verhelderend, verhalend, ook ludiek. Na een soms diepgaand en wat langer weergegeven stuk is er opeens een rijtje kleine feitjes die een glimlach op de lippen brengen. Een anekdote van hier en daar, uit allerlei kringen en kerken, van toen en nu. Hoe boeiend kan zoiets werken.
Verschuiving
Doelmatig is het dat op elke rechterbladzijde het jaar staat aangegeven, waarin dingen aan de orde zijn. Naast het eigen orgaan De Waarheidsvriend worden eveneens andere hervormde bladen, net als die van andere kerken en kringen, en overige persartikelen geciteerd.
Juist omdat in kort bestek zoveel de revue passeert, is het opvallend hoe mensen een grote verschuiving in hun leven meemaken. Mensen uit eigen kring, maar niet minder daarbuiten. De ”Open Brief” van de 24 (1967), ”Het Getuigenis” (1971) en de reacties daarop uit de synode en in kerkelijke bladen tonen dat aan.
Tegelijk vindt dit alles ook in het groot plaats. Wat aanvankelijk aarzelend en op kleine schaal een aantal jaren geleden als voorzet openbaar kwam, groeide uit tot (hoofd-?)zaken, die geweldige ingrepen betekenden. In bepaalde sectoren van de kerk (of soms daarbuiten) werd een klimaat geschapen waarin bijna alles, zo niet echt alles beweerd kon worden. Geen wonder dat in de Woordgebonden gemeenten dit grote bevreemding en verdrietige verontrusting gaf.
Intussen mag gezegd worden dat er bekwame leiders in de Gereformeerde Bond of daarbuiten zijn aan te wijzen in de besproken jaren. Het verwijt van hooggeleerden uit andere kerken dat de Gereformeerde Bond geen overwicht in de kerk had omdat het ontbrak aan leiding en kennis, toont onbegrip aan. Denken in kennis en macht is bepaald iets anders dan vanuit de religie van de belijdenis begeren te leven naar het Woord. In ootmoed wordt beleden dat de eigen kring daarin schuldig staat. Tegelijk kan de diepste, vaak zo onbegrepen intentie niet worden losgelaten.
Samen op Weg
Samen op Weg begint meer en meer actueel te worden. De samensteller van ”Delen of Helen?” zet bij einde 1981 een punt. Hijzelf is, te beginnen met 1982, te zeer persoonlijk betrokken bij SoW, en vreest verlies aan objectiviteit bij verdere publicatie.
Intussen wordt op een boeiende manier stilgestaan bij allerlei personen in en buiten de kerk. Aan hun afscheid, jubileum of overlijden wordt soms een enkele opmerking verbonden. Maar vaak ook zien we hun leven getekend in de grotere of kleinere verbanden waarin zij geleefd hebben.
Enkele jaren springen bijzonder naar voren. De nieuwe Kerkorde in 1951 uiteraard. De stemmotivering van hen, die als ”coram Deo”, voor Gods aangezicht, hun stem uitbrachten. Het is allemaal te lezen, ná te lezen na zoveel jaren. En het maakt je stil! De zesjaarlijkse stemming dient zich aan. Elke gemeente zal de wijze van verkiezing nu moeten uitmaken. De vrouw in het ambt (dit speelde zelfs al in 1905, las ik ergens een dezer dagen). De kerkbrand in Middelharnis. Het afscheid van de Christelijke Gereformeerde Kerken door ds. Du Marchie van Voorthuyzen, gemotiveerd in tien punten. Ds. J. J. Loos in zijn verhouding tot de Rooms-Katholieke Kerk. En in hetzelfde jaar verschijnt Berkhofs ”Crisis der Middenorthodoxie”.
Zo buitelen de jaren (1953: watersnood, het overlijden van ”Vader Vroegindewey”, de moeiten rond dr. Steenblok, ds. Taverne) over elkaar heen. Wie lezen gaat, blijft lezen. In 1956 komt de bekende briefwisseling tussen ds. Boer en dr. Berkhof. En 1958 laat ons dr. Streeder horen, die „het ongenoegen wel begrijpt” bij de Gereformeerde Bond. Maar dat ongenoegen „uit zich op deze wijze in een gekwetst besef van zelfverzekerdheid, dat bedenkelijk is.” Het ging om de vrouw in het ambt.
Grote beroering verwekt prof. dr. P. Smits in 1959 rondom de Goede Vrijdag; hij kan nog slechts glimlachen om Paulus’ betoog in Romeinen 5, „verzoening door Christus”, „geef mijn portie maar aan Fikkie.” Buskes reageert met „grof, oneerbiedig en oppervlakkig.”
In 1960 wordt ds. H. van der Linde in Middelburg rooms-katholiek. Prof. Berkhof begint in Leiden. Ds. Van den Bosch van Ginneken noemt Maria „de lieflijke figuur, vol van genade; de poort van het Heil, het type van de Bruidsgemeente…” (1961). Tevens in 1961 de Verklaring van de Achttien: „Gescheidenheid van Hervormde en Gereformeerde Kerk mag niet langer geduld.”
We bladeren door. In 1962: prof. Miskotte vindt het „oneerbiedig en onbeleefd” om God in de eredienst met U aan te spreken in plaats van met Gij. In 1963: 400 jaar catechismus. Prof. Severijn 80 jaar. Het jaar 1964: prinses Irene wordt rooms-katholiek; intussen is ze herdoopt door kardinaal Alfrink, die zich beroept op zijn ambtsgeheim. Dat jaar polio ook op Tholen. En zo gaat alles verder tot 1981. Velen vallen weg en worden herdacht. Nieuwe namen komen op. Prof. dr. G. H. ter Schegget wordt ten slotte toch hoogleraar in Leiden.
Heilsvragen
Wanneer we namen zouden moeten noemen uit eigen kring, die van uitzonderlijke betekenis zijn geweest tussen 1951 en 1981, dan is dat geen moeilijke opgave. Maar beter is het om zelf kennis te nemen van zoveel dat ter tafel is geweest. En niet alleen ter tafel. Maar ook in het hart van zovelen, die aan de grote heilsvragen hebben getrokken. Kerkelijk leven, belijdenis, verzoening, opstanding, eeuwig leven: het zijn geen kleinigheden aan de rand. En trouw aan het verbond van de Heere vraagt om volharding, geloof en gedurige bekering, om waakzaamheid ten aanzien van het geslacht dat is, maar ook komt, en hoe langer hoe meer zal komen te staan in de branding van de tijd. Dat is door velen voorzien, ook al wordt onze jongeren gedurig een verontschuldiging in de hand gespeeld: „Het is de schuld van de kerk dat jullie…” Wat moeten ze daarmee voor Gods aangezicht? Nu en straks? En eenmaal? Mogen we nog zeggen: „Ook jullie hebben de Heere verlaten; keer toch terug door de ene weg, die Christus wijst.”
Dat gold en geldt alle generaties. Dan blijft dat geen generatie uitkomt onder de zonde, de schuld van de kerk. Zo lees ik het toch in de Bijbel? En krijgt dan juist het verbond niet zijn diepte en kracht?! Wat is er geworsteld in de verschillende bonden. Hoe is getracht bij de tijd te blijven. En tegelijk nieuwe wegen te zoeken. Hoe moeizaam konden afvaardigingen naar ministeries (de tijd van de ethische vragen!), naar classes en synode zijn. En het staan in het geheel van de kerk.
Kruis
Als jong predikant hoorde ik een collega zeggen: „Dat griezelig bloederige van het kruis, dat moet ik niet.” Heel bescheiden vroeg ik even later: „Kan dit in een ambtelijke vergadering?” Voordat ik uitgesproken was, vloog de voorzittershamer in stukken ons om de oren. Aan het slot iets van „Sorry.” Maar geen woord over het „Lam, Dat zich slachten liet”, zoals ds. Jac. Vermaas het ooit uitdrukte. Toen wist ik dat ik hervormd was. En toch preken, werken, vergaderen. Leven van de meevallers, sterven aan de tegenvallers.
Wat is het dan een wonder dat opnieuw een kroniek van hervormd kerkelijk leven in en met de Gereformeerde Bond 1951-1981 mag verschijnen. Zelfs van een vervolg mag, maar dan later, sprake zijn. Dank zij? Die God alleen, Die onze ouders en voorgeslachten in deze kerk leidde tot eeuwige zaligheid.
In het begin sprak ik over verplichte lectuur. Wie als ambtsdrager de gesignaleerde onkunde in onze tijd beseft aangaande Schrift, belijdenis en kerkelijk leven, dient dit boek te lezen. Wat algemene christelijke kennis is in de kerk nooit genoeg geweest. De plaats waarop we staan, is te verantwoordelijk. Dit boek geeft eenvoudig en boeiend zoveel bagage mee, dat we misschien wat minder worden aan woorden; maar zoveel zegenrijker voor gezin, kerk en gemeente. Want niemand kan buiten de bezinning om, die ”Delen of Helen?” aanreikt.
Profetie
Profetisch hebben mensen getuigd te midden van tegenstand en overmacht. Maar hun versmade profetie hield staande, wie een van hart en ziel met hen waren. Tegelijk was er soms de huiveringwekkende gedachte: „Kent deze of die de Heere wel? Anders zou hij toch niet…” Dat zou een trieste oorzaak zijn van zoveel verdriet en moeite in al deze jaren binnen Christus’ gemeente.
Eenmaal sprak dr. ir. J. van der Graaf: „Ook predikanten moeten kennis hebben van hun val, zonde en schuld; en van Christus als de enige Middelaar tot zaligheid.” Wie kan daar buiten om!
Intussen, wie zijn geschiedenis niet kent, weet weinig raad met zijn toekomst. Dat geldt zeker ook binnen de kerk, en binnen de Gereformeerde Bond.