”Door de ogen van Anton Pieck”
Anton Pieck (1895-1987) noemde zichzelf een ijverig tekenaartje. IJverig wás hij, maar met de term tekenaartje deed hij zich beslist tekort.
”Door de ogen van Anton Pieck” geeft een mooie staalkaart van de veelzijdigheid en van de kwaliteit van het werk van deze oer-Hollandse kunstschilder, tekenaar en graficus.Pieck had een voorkeur voor alles wat oud, krakkemikkig en gebrekkig was, of het nu mensen waren of gebouwen. Een pand dat net was gerestaureerd vond hij niet om aan te zien. Het duurt minstens vijftig jaar voordat er weer sfeer in zo’n huis gaat zitten, zei hij eens.
Een groot kunstenaar was Pieck niet, maar dankzij zijn levendige fantasie, zijn oog voor detail, zijn romantische nostalgie, zijn noeste ijver en ambachtelijke vaardigheid is zijn naam een begrip geworden. Zijn tweelingbroer Henri, die speelser en gedurfder potlood en penseel hanteerde en door tijdgenoten als ”kunstenaar” werd aangeduid, is daarentegen juist in het vergeetboek geraakt.
De sfeervolle tekeningen en illustraties die Anton Pieck maakte, werden ongemeen populair. Hij riep gevoelens van nostalgie en heimwee op. Want de wereld die Pieck tekende en schilderde heeft ooit bestaan. De grachten, stadspoorten en kerktorens zijn te lokaliseren, en de trekschuiten, draagstoelen en paardentrams hebben in een grijs verleden het straatbeeld bepaald. Tegelijk is de wereld van Anton Pieck romantisch gekleurd – met of zonder sneeuw. Het is een sprookjesachtige wereld, waarin alles goed is, zelfs armoede en gebrek. Een wereld om naar te verlangen.
”Door de ogen van Anton Pieck”, Gerjan Heij;uitg. Terra Lannoo, Arnhem, 2009; ISBN 978 90 8989 071 9; 144 blz.; € 24,95.