Een vrijbuiter komt tot inkeer
Titel:
”Hotse Hiddes”
Auteur: Sibe van Aangium
Uitgeverij: Callenbach
Kampen, 2001
ISBN 90 266 1116 1
Pagina’s: 180
Prijs: € 10,21 ƒ 22,50).Generaties kinderen zijn opgegroeid met de woeste avonturen van Hotse Hiddes, de Friese vrijbuiter uit de begintijd van de Tachtigjarige Oorlog. De klassieker van Sibe van Aangium beleefde verschillende herdrukken; in menige boekenkast staat een stukgelezen exemplaar. Uitgeverij Callenbach zag brood in een nieuwe, frisse uitgave. Hotse Hiddes lijkt onverwoestbaar.
Het verhaal van Hotse Hiddes speelt zich af in het jaar 1567, even na de Beeldenstorm. Hotse is een boerenjongen uit Anjum en werkt op de statige boerderij De Prinsenhof. Baas Jacob Wytzes en zijn vrouw zijn goed rooms, al heeft Jacob een gloeiende hekel aan de fanatieke kapelaan Laurentius, die ketters met harde hand tot inkeer probeert te brengen. Jacob en zijn vrouw weten niet dat hun dienstbode Wietske ook de ”nije leer” aanhangt.
Hotse zou graag met Wietske trouwen, maar voor het meisje is de kloof te groot: Hotse staat onverschillig tegenover welke godsdienst dan ook. „Het zou verraad zijn tegenover mijn Heiland”, zegt ze eenvoudig, maar beslist.
Dat Wieske afvallig is geworden blijft niet onopgemerkt. Knecht Jochem merkt dat ze geen kruis meer slaat na het bidden. In haar kamertje ontdekt hij een Nieuw Testament, verboden bezit voor gewoon kerkvolk. Met het boek gaat Jochem naar de kapelaan en vertelt hem wat hij weet. Die laat er geen gras over groeien. Wietske wordt opgepakt. Pastoor Cornelius Everhardi, een zachte, bijbelgetrouwe man, kan dat niet verhinderen. Sterker nog, ook hij belandt in het gevang.
Brandstapel
Hotse doet er alles aan om zijn geliefde en de pastoor vrij te krijgen. Het lukt hem inderdaad Everhardi in veiligheid te brengen, maar Wietske wordt na haar ontsnapping toch weer gepakt. Zij sterft kort daarna op een brandstapel, met een laatste woord voor Hotse: „Ik ga naar de hemel en wacht jou daar…”
De dood van Wietske vervult Hotse met een diepe haat tegen alles wat Spaans en rooms is. Hij sluit zich aan bij een groep Friezen die zich ”vrijbuiters” noemen. Ze plunderen kloosters en doden mensen als dat zo uitkomt. Ook onschuldigen laten het leven. Wietske en pastoor Everhardi hebben Hotse gewaarschuwd: „Is het uit liefde tot de Heere en Zijn volk dat je vecht? Hotse, ik ben bang dat er onheilig vuur bij je is. De Heere heeft gezegd: „Wreekt uzelf niet”.” Maar dat was tegen dovemansoren gesproken.
Wanneer de vrijbuiters in Dokkum door verraad van Jochem nagenoeg worden uitgeroeid, ontsnapt Hotse. Zwaargewond vindt hij onderdak bij twee oude rooms-katholieke mensjes, die hem liefdevol verzorgen. Ze weten niet wie hij is. Hun zoon is door Hotses bende op een van de strooptochten vermoord. Toch hebben ze leren bidden voor hun grootste vijand. Dat treft de vrijbuiter diep in zijn ziel en brengt hem tot inkeer. Hij belijdt zijn zonden en geeft zijn verkeerde levenswandel op. Uiteindelijk, beroofd van alles, sluit hij zich aan bij het leger van Willem van Oranje.
Niet zwart-wit
Sibe van Aangium heeft het verhaal van Hotse Hiddes niet zwart-wit getekend. Er zijn oprechte rooms-katholieke mensen, die van kettervervolging niets moeten hebben. De vrijbuiters kunnen door hun woeste gedrag niet op al te veel sympathie van de lezers rekenen, hoeveel onrecht velen van hen ook is aangedaan. Het verhaal loopt ook niet in alle opzichten goed af: Wietske sterft op de brandstapel, de vrijbuiters worden in de pan gehakt en Hotse raakt alles kwijt waarvoor hij eens leefde. Toch krijgt hij uiteindelijk veel meer terug.
De boodschap van de schrijver is helder: verzet tegen de onderdrukker is geoorloofd, maar alleen onder leiding van lagere overheden. En wraak is een goddeloze drijfveer. „Christus heeft voor Zijn vijanden gebeden”, houdt pastoor Everhardi Hotse voor. Alleen het ware geloof geeft rust en vrede.
Het verhaal is wat taal en zinsbouw betreft gemoderniseerd, zodat het ook voor de jongere generatie goed toegankelijk is. Een klein minpunt is dat een deel van hoofdstuk 12 in de tegenwoordige tijd is blijven staan, terwijl het boek zelf in de verleden tijd is geschreven. De illustraties van Dirk van der Maat overtuigen niet echt. Het boek is geschikt voor jongeren vanaf 10 jaar.